Een bijzondere ontdekking

Door Sjoerd van der Wielen uit SML jaargang 25 № 1. 2004

Op 7 september 2003 werd door duikers van duikteam Ecuador, Sjoerd van der Wielen en Alfred van Nouhuys, een bijzondere ontdekking gedaan.

De duikreis werd ondernomen vanuit de rubberboot van Alfred van Nouhuys, nadat eerst was gedoken op het wrak van de Duitse voorpostenboot Max Gunterlach. Op de terugreis werd vanwege het zeer gunstige weer en helder water besloten om nog even langs de rand van de Noord West gronden te gaan, langs de positie van een nieuw ‘heft’ oftewel positie waar tijdens het vissen het vistuig was blijven haken of vastzitten. Daar aangekomen werd vrijwel direct bodemcontact gemaakt met het echolood, waarbij een duidelijke bodemdaling (slijpgeul) met piek op scherm zichtbaar werd, wat typerend is voor elk wrak op stromend water. De dreg met markeerboei werd gegooid en de afdaling begonnen. De gemiddelde diepte op de positie bedroeg slechts acht meter met het diepste punt van de slijpgeul op ongeveer elf meter. Zoals verwacht was het onderwaterzicht uitstekend. Het bedroeg tussen de vijf en tien meter. Ik heb al verscheidene dingen meegemaakt tijdens mijn duikperiode bij Ecuador maar ik was compleet onder de indruk van wat ik op dat moment zag.

Een tekening die Sjoerd van der Wielen maakte van het wrak zoals hij het aantrof.

Het was in de vooravond, de zon stond laag en ik bevond me aan de schaduwkant van de kop van een groot zeilschip rechtop en compleet met een enorme boegspriet. Ik zwom eerst naar het diepste punt recht voor de kop waarbij de dieptemeter 11,2 meter aangaf en daarna naar het hoogste punt van het wrak waar de dieptemeter nog maar op 5,5 meter stond. Wat ook direct opviel waren de dubbele lege kluisgaten (horizontaal achter elkaar), de ontbrekende ankers en de kop van het schip op zee, wat zou kunnen betekenen dat het schip met krabbende ankers achteruit op de gronden was gelopen en wrak geslagen. Naar achteren toe hield het wrak op na de afgeknapte fokkenmast en de waterdiepte nam hier al snel af en het was moeilijk vast te stellen of het schip hier gebroken was of compleet verzand. De afgelopen jaren is in dit genoemde gebied de diepte naar het zuiden toegenomen en de verwachting is dat deze trend voorlopig doorzet. Tijdens een duik eerder dit jaar is inderdaad gebleken dat er meer wrak is blootgespoeld, maar een breuk is nog niet waargenomen en het achterschip, indien aanwezig, is nog steeds volledig verzand.

De Fernanda

Na de duik werd alles op een rijtje gezet en met de gevonden gegevens en met hulp van Hille van Dieren werd al snel duidelijk dat het hier vrijwel zeker om de in 1908 vergane stalen driemast bark Fernanda, of in de volksmond genoemd Fernando, ging. De dag na de vondst werd besloten om weer naar het wrak te varen, ditmaal met de Ursus, met de bedoeling video-opnames onder water te maken en wat nadere metingen te verrichten. De opnames werden gemaakt, alhoewel het zicht beduidend minder was dan de vorige dag.

Gedurende deze tweede duik kon ik me niet onttrekken aan de gedachte aan het drama dat zich hier 95 jaar eerder had afgespeeld, waarbij de reddingboot uit de reddingbootschuur van West-Terschelling (ironisch genoeg het huidige clubhuis van Duikteam Ecuador) vertrok en niet terugkeerde. Ook was het juist deze stranding die de doorslag gaf tot het besluit voor het aanschaffen van de eerste motorreddingboot op Terschelling.

Afbeelding van de oorspronkelijke Fernanda, onder de naam Bencleuch.

Het nu volgende stuk is overgenomen uit het boek van Hille van Dieren In storm en mijnenveld:


Het drama van de Fernanda

Op 8 november 1908 vertrok de trotse Italiaanse driemast bark Fernanda, geladen met hout vanuit Riga met bestemming Swansea. De bark werd door de sleepboot Titan naar het Kieler kanaal gesleept en daar nam de sleepboot Vulcan het over.

De Fernanda was oorspronkelijk een Engels schip, de Bencleuch van de Benline, een stalen bark van 1353 BRT. Het schip was genoemd naar de kleindochter van de reder. Gezagvoerder was Fransesco Arpe uit Genua en hij had een bemanning van veertien koppen: Italianen, Letten en Finnen.

De Bencleuch later omgedoopt tot De Fernanda (bron: Green Collection, State of Victoria Library).

In de avond van 17 november werd de reis vervolgd, maar vanwege het slechte weer moest men tot de avond van 20 november ankeren bij het lichtschip Elbe. Op 22 november begon de wind opnieuw aan te wakkeren en de volgende morgen, toen de Vulcanen de Fernanda zich dwars van Terschelling bevonden, stond er een vliegende Noordwester storm. De vuurtoren Brandaris werd op dertien Zeemijl ZZO gepeild. De Fernanda vroeg om 8 uur per vlaggensein aan de sleepboot om het schip wat meer om de Noord of naar een benedenwindse haven te slepen, maar de sleepboot seinde dat dat onmogelijk was. Om 10 uur gaf de sleepboot een lange stoot op de stoomfluit en wierp hierop de sleeptros los, de Fernanda aan haar lot overlatend. Kapitein Arpe gaf onmiddellijk opdracht de zeilen te hijsen maar tegen 6 uur scheurden deze. De Brandaris werd toen gepeild op ongeveer zeven mijl ZO ten O. Het schip dreef over de gevaarlijke Terschellinger gronden en strandde tenslotte op de Engelse hoek. Het was intussen 8 uur geworden. Op het voorschip bevonden zich zeven man en de overigen, waaronder de kapitein en een matroos met een gebroken been, waren in de achterkajuit gevlucht. In de loop van de avond brak het schip door de hoge grondzeeën die er overheen sloegen. De zeven man op het voorschip sloegen de een na de ander overboord en kwamen in de golven om.

De deklast hout begon los te raken en zware balken dreven over het schip en versperden de kajuitsdeur. Het werd vloed en de zeven mannen die in de kajuit opgesloten zaten beleefden verschrikkelijke uren. Ze stonden al tot hun borst in het water, toen opeens de kajuitsdeur door een zware balk verbrijzeld werd, waardoor een gat ontstond dat groot genoeg was om hen door te laten. Onmiddellijk begon men noodseinen te geven. De vuurpijlen waren echter nat geworden, maar de ‘blauwlichten’ brandden wel en werden op 24 november om ongeveer 1 uur ’s nachts opgemerkt door een vuurtorenwachter op de Brandaris. Deze waarschuwde onmiddellijk oud-gezagvoerder Jacob Wilkens, voorzitter van de plaatselijke reddingbootcommissie, die op zijn beurt de bemanning van de roeireddingboot en de overige commissieleden alarmeerde. Toen hij om kwart voor twee bij de haven kwam, werd de roeireddingboot al door de schipper naar de sleepboot Neptunus gebracht. De kapitein van de sleepboot, Jaap van Keulen, wilde echter het daglicht afwachten, omdat het ondoenlijk was ’s nachts bij het wrak te komen. Om half zes in de ochtend van 24 november 1908 voeren de sleepboten Texel, Terschellingen de Neptunus van de rederij Zurmühlen uit naar de Engelse hoek. De Neptunus had de roeireddingboot, waarin zich twaalf man bevonden, op sleep. De reddingscommissie en vele Terschellingers begaven zich bij het aanbreken van de dag naar het duin ten Westen van het dorp, in afwachting van de terugkeer van de redders, onwetend van het drama dat zich op de gronden afspeelde.

Om 8 uur ’s morgens liet de Neptunus de reddingsboot bovenstrooms van het wrak los. Dit lag al bijna geheel onder water, de grote mast en de fokkemast lagen reeds overboord, alleen de bazaansmast stond nog overeind en de grondzeeën sloegen soms tot de begijnra. Stuurman Klaas Knop kreeg een klap van de stuurriem tegen de onderkaak waardoor hij half groggy raakte, maar bijgestaan door Hein Former bereikten ze ondanks hoge zeeën en het tuig dat naast het schip dreef het wrak en kregen met grote moeite vijf schipbreukelingen aan boord.

Alleen de kapitein en de matroos met het gebroken been waren nog aan boord. Ze waren met elkaar verbonden door een touw dat ze om hun middel gebonden hadden, maar de kapitein durfde de sprong niet te wagen. De gewonde matroos sprong wel, maar werd door de kapitein weer aan boord gehesen. De roeiers hadden de grootste moeite bij het wrak te blijven en moesten de beide mannen uiteindelijk daarop achterlaten. Nauwelijks hadden ze deze beslissing genomen, dus de boot was nog dichtbij het wrak, toen een geweldige grondzee de reddingboot rechtstandig over de kop wierp. De vijf schipbreukelingen lagen onder de doften, maar alle inzittenden kwamen in zee terecht. Negen man, vijf roeiers en vier geredden, klommen op de omgeslagen boot. De anderen dreven rond op hun kurken zwemvesten. De achtervloed dreef de reddingboot buiten de branding. Op de sleepboten had men in spanning het reddingswerk gevolgd. Toen de boot omsloeg werd onmiddellijk de vlet van de Neptunus te water gelaten en bemand met acht roeiers. Deze mannen, van wie de meesten dit werk nog nooit bij de hand hadden gehad, slaagden erin de negen man van de omgeslagen sloep te redden. Bovendien haalden ze de Italiaanse stuurman binnen boord. Deze dreef rond en had kans gezien de kop van de vlet te pakken te krijgen en wist door luid geschreeuw de aandacht te trekken. De sleepboot Terschelling,met kapitein Meindert Zeeders, stoomde de branding in en kreeg vijf van de roeiers binnen boord. Een van hen, Hein Former, was echter al overleden. Twee roeiers ontbraken en werden niet meer gevonden. Dit waren Teunis Brouwer en Steven Knop, een zoon van schipper Klaas Knop. Het lijk van Teunis Brouwer werd later gevonden op Ameland en daar begraven. Alle drie lieten weduwen achter met kinderen.

Tegen 11 uur zagen de toeschouwers op de duinen en bij het postkantoor de sleepboten terugkeren met de vlag halfstok en zonder reddingsboot. In angstige spanning stonden de vele inwoners van West-Terschelling zwijgend af te wachten tot de boten afgemeerd waren. Spoedig was het drama bekend. De verslagenheid was groot. Onmiddellijk kwam er geneeskundige hulp voor de ernstig gewonde schipper Klaas Knop en Gerrit de Beer. Beiden waren bewusteloos en hadden veel water binnen gekregen. Het stoffelijk overschot van Hein Former werd in een Nederlandse vlag gewikkeld en op een baar door zijn mede-roeiers naar huis gedragen.

Bemanning roeireddingboot station Terschelling-haven.

Toen de plaatselijke commissie vernam dat er zich nog twee man op het wrak bevonden, lieten ze onmiddellijk de boot van Paal 7 naar de haven brengen. Ondanks smeekbeden van zijn vrouw en dochter was de 68-jarige schipper Jan Thijssen Pals bereid uit te varen. Niet alle roeiers wilden mee, maar vooral op sterke aandrang van één van hen, de latere schipper Jan Cupido, vertrok de Midslander boot, gesleept door de Neptunus, om 3 uur uit de haven. Ze konden het wrak die dag niet bereiken, omdat het al donker werd en keerden terug naar de haven. De nacht viel in. Commissievoorzitter Wilkens schreef dadelijk een rapport voor het bestuur der reddingmaatschappij: ‘Thans is het 11 uur in de avond en ik ben moe. De wind is weer gekrompen naar het Zuiden, het begint hard te waaien en er staat nog erg veel zee. Ik vrees het ergste voor de gewonde gezagvoerder en de gewonde man.’

Woensdagochtend 25 november om 7 uur voer de Neptunus met de reddingboot van paal 7 opnieuw uit. De zelfde bemanning was aan boord. De zee was al heel wat kalmer geworden en men bereikte spoedig het wrak. Helaas was kapitein Fransesco Harpe die morgen om zes uur in een vlaag van wanhoop overboord gesprongen. De matroos met het gebroken been, die 36 barre uren op het wrak had doorgebracht, liet zich zonder hulp in de reddingboot zakken. De man herstelde wonderbaarlijk snel. Aan boord van de Neptunus vroeg hij eerst om een sigaar en wat scheepsbeschuit en hij genoot ervan.

Na de ramp

De grafsteen van Hein Former op het oude kerkhof bij de Brandaris (foto Sjoerd van der Wielen)

Twee dagen na de ramp was de Fernanda geheel uit elkaar geslagen. Op de Noordsvaarder van Terschelling spoelden 23.000 balken aan. De redders van West, Midsland en verscheidene opvarenden van de sleepboten werden onderscheiden met medailles van de reddingmaatschappij, de Nederlandse en de Italiaanse regering. Het duurde nog een tijd voor de gewonde Klaas Knop en de roeiers Gerrit de Beer, Jan Brouwer en Steven Wiegman hersteld waren van de verwondingen die ze hadden opgelopen. De weduwes Former, Brouwer en Knop kregen een pensioen van de reddingmaatschappij.

Twee dagen na de ramp luidde de klok de droevige uitnodiging over het dorp om Hendrik Former naar zijn laatste rustplaats op het kerkhof aan de voet van de Brandaris te begeleiden.

Het bestuur van de reddingmaatschappij was ook aanwezig en bracht een eerbiedige hulde aan hem en de andere slachtoffers. Na afloop werd de secretaris van de reddingmaatschappij, de heer H. de Booy, aangesproken door een Terschellinger loods: ‘Uw werk is niet afgedaan meneer, er moet een krachtige boot komen, een motorreddingboot.’

Einde citaat uit In storm en mijnenveld


Op Terschelling is als herinnering aan dit drama een straat naar de Fernando genoemd (foto Sjoerd van der Wielen)

Scheepsgegevens en geschiedenis:

  • FERNANDA (ex BENCLEUCH II)
  • Length: 247 ft
  • Beam: 37 ft
  • Depth: 22 ft
  • Gross Tonnage: 1.418 t
  • Net Tonnage: 1.350 t
  • 1887- iron ship, completed by R. Steele & Co, Greenock Yard No.89
  • 1998- Sold to G.B Vascallo, Italy and renamed FERNANDA
  • 1902- Owners became Eredi di G.B. Vasallo name unchanged
  • 1908- Wrecked off Terschelling Island while on passage from Riga to Swansea