Afvalverwerking op Terschelling

Door Teunis Schol. Uit Sml jaargang 32. № 2. 2011

Een verantwoorde afvalverwerking is in ieders belang. Storten, verbranden of naar de buren brengen, gemeenten mogen kiezen en de loop van hun afval zelf bepalen. Terschelling koos voor Omrin. Geregeld haalt zij het vuil op en brengt het over het water. Er hangt natuurlijk wel een prijskaartje aan, maar van al wat aan de wal is daar zijn wij van af. Groen, grijs en grof, alles naar de eisen des tijds gescheiden opgehaald en afgevoerd. 

Hoe ging dat vroeger? 

In 1820 morde de raad van Terschelling over de slordigheid van de ingezetenen van West. 

De raadsnotulen van dat jaar meldden: 

‘Veel inwoners storten hun vuil daar waar het hen goeddunkt. Er zijn vaste stortplekken aangegeven. Al wie betrapt wordt op illegaal storten wordt beboet met een boete van drie gulden.’

De stortplaats was tot ongeveer de vorige eeuwwisseling in de nollekes, dit waren lage duintjes aan de zuidoostkant van West ter hoogte van de huidige tonnenloods.

De latere stortplaats kwam ver in de duinen. Aan het zandpad naar Doodemanskisten werd in een grote duinpan het vuilnis gebracht. De inhoud van de húsjeamers (voor zover bekend kende Terschelling geen tonnen) werd in een speciale open opslag gestort en periodiek bij opbod verkocht. Vuilnisman Jaap Gorter plaatste bij de stortingen van de maand december altijd stokjes, want, zo meende hij, deze mest was door de gegeten banket- en chocoladeletters van een hogere waarde en moest bij verkoop meer opbrengen. 

De nieuwe vuilnisbelt nam de naam van de oude mee en zo sprak men op West niet zoals om Oost van rommelgat maar van Nollekes, nu met een hoofdletter.

Tot 1896 werd het ophalen van de emmers en het haardas publiekelijk aanbesteed. De boeren van West konden hiervoor inschrijven, al bracht de verhuring geen groot bedrag op (in 1891 nog 26 gulden), er hoefde geen geld bij. Gerrit Albert Roos was dikwijls de hoogste inschrijver, hij zorgde vele jaren voor een schone boel en lege emmers en hield er zelfs zijn bijnaam Strontome aan over.

Maar ook op Terschelling veranderde de tijd. De boeren wilden geld toe, de raad hikte er behoorlijk tegenaan maar besteedde het ophalen van vuilnis en schoonhouden van het dorp in 1896 toch uit aan Albert Klaas Roos. Hij ontving voor de dorpsreiniging 350 gulden per jaar. De gemeente verstrekte hem een askar, maar paard, scheppen en emmers kwamen voor eigen rekening. Op de dag dat het vuil werd opgehaald werd Roos voorafgegaan door een man met een ratel die de burgers de komst van de askar aankondigde. Vuilnisbakken en emmers mochten niet eerder op de stoep gezet dan dat de ratel werd gehoord. 

In 1906 bracht de verkoop van het tot mest geworden afval de gemeente f 64,60 op.

Na verloop van het contract met Albert Roos schafte de gemeente zelf een paard aan.

Van 1900 tot 1920 was er veel verloop in de Wester askarmannen. Albert Roos, Jaap Gorter, Willem Stobbe, Albert Schroor namen allen voor korte tijd deze functie waar, maar haakten om persoonlijke redenen ook snel weer af. Willem Stobbe werd aangesproken op de te schrale voeding van het gemeentepaard. Hij hield de eer aan zichzelf en gaf het paard en de askar terug aan de gemeente. Albert Schroor overleed onverwacht na een halfjaar gemeentedienst. 

De kosten van het gemeentepaard baarden de Ooster raadsleden dikwijls zorgen. Als het Landerumer raadslid en boer Tijs Smit de kosten van het afrasteren van het paardenland ten bedrage van 350 gulden verneemt doet hij in de raadsvergadering de suggestie: ‘Koop een roop en tuur, dot doen wij om Oast oek’. 

In 1920 ging het roer om. De vroegere vuilnisman Jacob Gorter kwam in vaste dienst, hij kreeg een loon van 1100 gulden per jaar en bovendien het genot van vrije woning in de in 1911 gebouwde ambtswoning met paardenstal (nu Brandarisstraat 27).

Ondanks dat SBB op verschillende plekken in de duinen gelegenheid had gegeven om het vuil te storten dumpte men op de gekste plaatsen het afval. Gorter, de gemeentelijke vuilophaler, kiepte zijn kar leeg op het strand bij West. Dit gaf gevaar voor de spelende kinderen en mocht niet zo doorgaan. Raadslid en boswachter Nap waarschuwde dat, mocht er geen verbetering optreden, het contract met SBB gevaar zou lopen. Nap adviseerde de raad om op vier plaatsen op de grens van het dorp bakken te plaatsen waar men het afval in kon storten. 

In 1935 vroeg vuilnisman Gorter om een nieuwe oliejas op kosten van de gemeente. De raad boog zich hierover en stemde het met 6 tegen 5 stemmen af, niet om de jas maar toestemming zou een verkeerd signaal aan de andere gemeenteambtenaren afgeven. 

Jacob Gorter aan het werk. (collectie Behouden Huys)

Aanvulling op de foto.

Uit de nalatenschap van Jaap Gorter uit de Burg. Eschauzierstraat. 

Een foto van zijn grootvader Jaap Gorter, geboren 1-1-1878 en overleden 29-9-1965. Deze heeft vroeger al eens in S.m.l. gestaan maar Teunis Schol wist nog het volgende verhaal over Jaap Gorter te vertellen: ‘Als 20-jarige roeide hij mee in de reddingboot naar de Italiaanse bark Fernando waarbij de reddingboot omsloeg en drie roeiers verdronken. Jaap werd voor deze redding onderscheiden door de Reddingmaatschappij en de Italiaanse regering. In 1918 werd hij aangenomen als vaste voerman/vuilophaler bij de gemeente, op een jaarloon van f 1100,- en vrije woning. Deze woning (nu Brandarisstraat 27) was ook de gemeentestal. In de zomer liep het paard in een duinlandje. Als in een raadsvergadering blijkt dat de omheining alleen al 350 gulden moet kosten, vindt raadslid Tijs Pals dat Gorter ‘maar een roop moet kopen!’ In 1924 vraagt hij aan de raad om een paar looplaarzen en een regenjas te mogen kopen.  Dit gaat de raad te ver. Alleen een regenjas is voldoende.

Jaap was een man met humor. De inhoud van de opgehaalde ‘húsjeamers’ werd in een rijdende bak geleegd en opgeslagen op de Nollekes. In het voorjaar werd de ingedikte massa per kuub verkocht. Jaap had de decembermaand apart met stokjes aangegeven. Want, zo vond hij, ‘ol di sikkelaatletters en banketstaven jogge de húsjedong folle mear kracht en is folle mear worg’. Jaap werd 87 jaar, ‘de easte tachtig is niks, mar de twadde un hele haal.’

Op 1 januari 1943 werd Jaap Gorter 65 jaar en ging hij met verdiend pensioen. Zijn opvolger werd Jacob Klijn. De vrijgezelle Jaap betrok met zijn moeder en zuster de gemeentelijke ambtswoning en bleef tot aan zijn pensionering in maart 1965 de vuilnisman van Terschelling. In de naoorlogse jaren schakelde de gemeente over van de paardenaskar naar een moderne vrachtwagen. Een echte vuilniswagen was nog een stap te ver maar de in 1947 nieuw gekochte auto kon het vuil ophalen en ook het andere gemeentevervoer waarnemen. 

Voor het vervoer van de inhoud van de emmers was een ijzeren container beschikbaar. Deze kon met behulp van een takelbok op en van de vrachtwagen worden gezet. 

Het mennen van het paard vroeg geen diploma, maar voor het besturen van een auto waren er papieren nodig. Maar hoe Jaap ook studeerde en autorijles nam, het lukte hem niet om het zo begeerde rijbewijs te verwerven.

Die kunst ging Frans de Does heel wat gemakkelijker af en zo kreeg Terschelling twee vaste vuilnismannen, een in de cabine en een op de bak. Een nieuw raadsel op West werd: welke gemeente heeft de modernste vuilnisauto? Het antwoord was Terschelling: daar hebben ze zelfs een ‘douche’ in de cabine. Nog een extra plus van deze auto was haar buitenboordbediening waardoor de chauffeur niet steeds bij iedere vuilnisbak in en uit de cabine hoefde maar op de treeplank kon blijven staan. De Oosters gooiden waarschijnlijk minder gauw iets weg dan de Westers want in tegenstelling tot de hoofdplaats waar wekelijks werd opgehaald kwam men om Oost slechts een keer per twee weken langs.

Na deze eerste vuilnisauto zouden er nog verschillende andere, steeds grotere en modernere, volgen. Totdat een aantal jaren geleden de situatie van ruim een eeuw terug weer in ere werd hersteld. Uitbesteden aan de meest gunstige afnemer, voor Terschelling werd dat Omrin. 

In 1967 schakelde Terschelling over op uniforme vuilnisemmers. In eerste instantie werd bij 1500 huishoudens deze emmer wekelijks geleegd. Tot dan toe had ieder gezin zijn eigen bak. Een grote teil, een oude visbun of een andere grote kist van het strand waren de voorlopers van onze vuilcontainer. 

Dat Oost en West uit twee verschillende culturen bestonden blijkt ook uit de vuilnisgeschiedenis.

Terwijl op West al een eeuw via de gemeente het afval werd opgehaald werd er pas in 1931 na overleg met SBB in de duinen tussen Hoorn en Oosterend een plek voor een Ooster vuilnisbelt aangewezen. Tot dan toe had elk dorp zijn eigen rommelgaten in het duin waar men het afval bracht. Deze plekken zouden nog, totdat SBB regelend optrad, tot ver in de twintigste eeuw als stortplaats gebruikt worden. De duinpan bewesten Oosterend die al snel de naam Ooster Nollekes kreeg was voor de omwonenden een kleine milieuramp. Klachten van de familie India en hun buren over rook- en stankoverlast werden afgedaan met: het is niet anders, de wind waait waarheen hij wil.

De beide Nollekessen waren niet alleen een stortplaats voor afval, maar ook een vindplaats van het onverwachte. Veel Terschellingers jutten niet alleen op het strand, in de Nol was het bij alle winden buitig. Niet voor niets kreeg de stortplaats als bijnaam de HEMA. Oude metalen voor de handel, hout voor de kachel en veel andere onverwachte spullen kregen via deze gratis rommelmarkt voor de liefhebber weer een tweede leven. 

De ‘nieuwe’ Nollekes in het bos bij West

Voormalige vuilstortplaats Nollekes te West, 1977. Foto Wim Zeeders (via FB).

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog groeiden de welvaart en het toerisme op Terschelling en daarmee nam ook de afvalstroom toe. Beperkte het eilander vuilaanbod zich in de eerste jaren na de oorlog tot vier kubieke meter per dag, met de toename van gast en inkomen nam ook het vuilaanbod toe. Bovendien breidde West zich snel richting de Nollekes uit. De oude vuilopslag raakte vol, daarom werd in samenwerking met de grote terreinbeheerders Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer naar een nieuwe locatie gezocht. In eerste instantie werd als nieuwe stortplaats De Kolken aangewezen, dit buitendijkse land bewesten de Nieuwe Dijk was eigendom van de Hervormde gemeente van Midsland en volgens gemeente en Rijkswaterstaat een ideale plek voor een vuilstort. Uiteindelijk koos men voor een diepe duinvallei aan de oostkant van de Wester Badweg. 

Uit het oog en uit de reuklijn van West Terschelling was dit in eerste opzet een uitstekende locatie. Milieueisen waren er nauwelijks en alle afval van Terschelling, van slachtresten tot afgewerkte olie en oude auto’s, vond er een laatste plek.

De Nollekes langs de badweg van West-Terschelling, 1973. Foto George Visser (via FB).

Ook nu verhuisde de oude naam Nollekes weer mee. Met het strenger worden van de milieueisen bleek het handhaven van een eigen eilander stortplaats, zeker in een natuurgebied, niet meer haalbaar. 

Het afval ging voortaan via de overslag op het industrieterrein naar de wal.

Op 1 januari 1990 werd de laatste Nollekes van Terschelling officieel en definitief gesloten. Als remedie bij zo veel meer problemen werd ook nu als oplossing gekozen voor de uitweg ‘zand er over’. Staatsbosbeheer bevestigde dat dit de juiste therapie was en schoof over de oude reeds bedekte belt nog eens 40.000 kubieke meter zand en organisch afval.

Als kroon op het werk werd de bult afval, zand en afplagsel op 12 juni 2010 gepromoveerd tot Natuurtheater De Nollekes.

Met het kiezen van deze naam werd een oude traditie benoemd. Een ruige plek op Terschelling waar de een kwijt kan wat hij kwijt wil en de ander het onverwachte kan vinden.

Bronnen:

  • Archief gemeente Terschelling, raadsnotulen
  • Persoonlijk archief van de schrijver 
  • Bekijk ook de video van de aanleg van ‘Natuurtheater De Nollekes‘ op YouTube.

In 1965 nam Jaap Klijn, voor de Westers Jaapje Oskar, afscheid van de rommelauto.

Als hommage aan zijn plichtsbetrachting schreef Andries Roos een rijm dat in de Harlinger Courant werd opgenomen.

Hulde aan Jaap Klijn

Tweeëntwintig jaar gedribbeld, 

door de straten hier van West.

Tweeëntwintig jaar in geurtjes, 

nu pensioen ten lange lest.

Toen eens deze man zijn taak kreeg, 

‘húsjeamers leegje mars

vullingsbakken van ’t zelde 

yn un wein wir for un hors.

Jaap di lakke yn syn fúsje, 

want dat lei him just só krek.

Vies? Oh nee, wi witte better, 

Jaapje waar net bang for drek.’

Grote pret had hij gewoonlijk 

voor emmers tot de rand gevuld

Jaap bleef maar steeds gemoedelijk, 

opgeruimd met veel geduld.

Paard en wagen gingen verdwijnen, 

een auto kwam er in de plaats,

’n grijpstang achter was zijn rustpunt, 

zijn schootsvel woei dan achterwaarts.

Velen hebben in zijn loopbaan

alles voor hem klaar gezet, 

Alles wat men wilde missen,

haastig, dikwijls zo uit bed.

Jaap zag wel eens ribbelkousen 

of een onbekende harendos,

dusters in diverse kleuren,

oftewel een ochtendjas.

Moge Jaap nog vele jaren

pensioen genieten , hopen wij

zijn zuster Nellie doet het huiswerk,

dus opgelost voor allebei

Maar nu als luim nog een verzoekje,

blijf niet langer vrijgezel

Heb je het land aan luiers spoelen

ach dat doet je vrouwtje wel.