Veenbessenbedrijf rond 1900

Door P. Bood, 1913. Uit SML jaargang 19 № 4. 1998

In de ‘Verslagen en mededelingen van de Directie van den Landbouw’ no. 6 uit 1913 vonden we een alleraardigst verhaal over het plukken van de Terschellinger cranberry’s. Dit verhaal kwam van de hand van de heer P. Boodt te Assen, houtvester bij het Staatsbosbeheer. Uitgebreid gaat hij eerst in op de cultuur van deze bessen in verschillende Amerikaanse steden. Ons interesseert echter meer zijn hoofdstuk over:

Het veenbessenbedrijf op Terschelling

“Het is nog niet zo heel lang geleden, dat er van een exploitatie van de Amerikaanse veenbes op Terschelling kan worden gesproken. Voor het jaar 1887 was de pluk van de bes voor iedereen vrij. De Terschellinger jeugd plukte de vruchten om er halssieraden en armbanden van te maken. De liefhebbers plukten ze hetzij om rauw op te eten, hetzij om er jam van te maken, terwijl de taaie stengels als grondstof voor bezems zeer gezocht waren.

Verpachting

Omstreeks 1887 werden door de Gemeente Terschelling, die toen nog huurster van alle Staatsduinen was, enige duinpannen met veenbessen, waaronder het ‘Studentenplak’, aan de heer G.J. Borgesius verpacht. Het doel van de pachter was de bessen naar elders te verzenden, daar op voldoende afzet op het eiland Terschelling zelf niet gerekend kon worden. Het scheen echter met die verzending niet zo vlot te gaan, tenminste tot het jaar 1893, toen de heer Borgesius van de pacht afstand deed, was van een geregelde exploitatie nog geen sprake. In dat jaar ging de pacht der voornaamste bessenterreinen over aan de heer Mulder, aan wie de verdienste toekomt het veenbessenbedrijf op Terschelling te hebben gevestigd. Deze heer had van de Gemeente de voornaamste ‘bessenplakken’ in pacht, ter grootte van misschien 30 hectare, waarvoor hij een pachtsom van f 5 tot f 10 per hectare betaalde. De andere zeer verspreid liggende bessenterreinen bleven onverpacht; de pluk was hier voor iedereen vrij. Teneinde echter te verhinderen, dat in die zgn. ‘vrije pluk’ te vroegtijdig geplukt werd, waardoor de productiviteit van de veenbes zou achteruitgaan, had de Gemeente de dag van ‘opening’ van de pluk bepaald, meestal in het begin van september. Op de avond , voorafgaand aan die ‘opening’ ging de omroeper, ‘de bellenman’, het dorp rond en maakte bekend, dat de andere dag met het plukken kon worden begonnen. Deze opening was voor Terschelling een hele gebeurtenis.

Klaas Mulder was na zijn pensionering als hoofdmachinist op de vaart naar Indië jarenlang pachter van de bessenvelden. Hij woonde met zijn vrouw Trijntje Wulp op de hoek van de Molenstraat en het ‘Annemooisglop’ , waar nu Nanni Boschma woont. Foto collectie Jo Smit.

Onze Tuinen

Hierover schreef Willem Schroo in het blad ‘Onze Tuinen’ van 9 oktober 1909 het volgende:

In het begin van september heerscht in de anders zo stille en eenzame duinvalleien van Terschelling 14 dagen lang eene ongewone drukte en levendigheid. Reeds in den vroegen morgen, nog in den schemer van den wijkenden nacht, volgende op de avond, dat de dorpsomroeper heeft bekend gemaakt, dat de verbodsbepalingen omtrent het plukken van bessen van de Vaccinium macrocarpon zijn opgeheven, zijn vele mannen, vrouwen en kinderen, soms geheele gezinnen, voorzien van mandjes, tasschen en zakken de duinen ingetrokken, om zich van de beste plekjes te verzekeren. En rappe handen grabbelen en grissen de bessen van de ranken, den ganschen langen dag, om ze tegen de avond voor 6 à 7 cents den Liter te verkopen.

Hele gezinnen met kinderen in het begin van deze eeuw voorzien van manden, kistjes en zakken aan het bessenplukken in een groot ‘bessenplak’. Foto collectie museum ’t Behouden Huys’.

Het bovenstaande geeft de toestand zeer juist weer. Doordat de veenbes steeds meer gewaardeerd werd en dus in waarde steeg, nam de concurrentie tussen de plukkers toe en ieder wilde de eerste zijn om de best bezette plekjes onder handen te nemen. Een klein gedeelte, van de ‘vrije pluk’ afkomstig, werd aan de ingezetenen verkocht, die er meestal jam van maakten. Het grootste gedeelte echter kocht de pachter Mulder voor verzending naar het buitenland op. Bijna de gehele Terschellinger oogst werd naar Engeland verzonden, waar de bessen voornamelijk verkocht werden om rauw, door de jus vermengd, bij de vleesspijzen te worden genuttigd . De pachter heeft ook nog getracht om in ons land zelf een afzetgebied te vinden en, hoewel uit de bessen een heerlijke, zuivere, aromatische jam, die zonder weerga is, kan worden gemaakt, zijn de pogingen om de bessen bij ons in te voeren mislukt. Onbekend maakt onbemind. Wellicht dat deze regels verschillende lezers aanleiding zullen geven eens een proef te nemen. Ik geloof niet dat zelfs fijnproevers teleurgesteld zullen worden. Zij die de jam eens geproefd hebben, vergeten nooit elk jaar weer bessen te bestellen.

Staatsbosbeheer

In deze toestand verkeerde het veenbessenbedrijf op Terschelling, toen in 1909 het Staatsbosbeheer de Staatsduinen onder haar ressort kreeg. De eerste maatregel die genomen werd, was de opheffing van de ‘vrije pluk’, teneinde een meer geordende toestand in het leven te roepen. In de eerste plaats toch werden bij de ‘vrije pluk’ door de onderlinge naijver der plukkers veel planten en bessen platgelopen en uitgetrokken, waardoor de bessenplakken veel te lijden hadden. Bovendien was controle op diefstal van bessen uit de verpachte ‘plakken’ niet goed mogelijk.

Het Staatsbosbeheer heeft thans alle terreinen op Terschelling waar bessen voorkomen, publiek verpacht, met uitzondering van een klein stukje, dat door de vroegere pachter Mulder zelf was aangelegd en onderhands aan hem werd verhuurd. De tegenwoordige pachter heeft dus het ‘veenbessen-monopolie’ op Terschelling. De Staat krijgt een jaarlijkse pacht, ongeveer f 1300, hetgeen overeenkomt met f 30 tot f 35 per hectare. Het blijkt dus, dat de pachtsom in vergelijking met vroeger zeer veel hoger is geworden, voor een groot gedeelte zeker wel een gevolg van de opheffing van de ‘vrije pluk’. De Staat exploiteert de veenbessenplakken dus zelf niet en draagt ook niet het risico van het bedrijf hetwelk geheel voor de pachter is.

Verdere bewerking

Voordat de bessen voor verzending gereed zijn, moet er nog heel wat aan gebeuren, hetgeen uit het volgende moge blijken. Meestal wordt 1 september met de oogst van de cranberry begonnen en deze duurt ongeveer een maand. Voor het plukken worden jongens gebruikt, die bij groepjes van 5 tot 10 man de bessenplakken systematisch afzoeken. Zij kruipen daarbij op de knieën door de bessenterreinen heen, nemen de bessenplanten tussen de vingers en strijken (grissen) de bessen er af, welke in kistjes verzameld worden. Elke groep plukkers wordt door een ervaren arbeider gecontroleerd, ten einde te zorgen, dat er niet te veel bessen achter blijven en dat niet te ruw met de planten wordt omgesprongen. Meestal volgen achter de rij plukkers nog enige jongens, die de planten nog eens nauwkeurig nakijken en de overgeslagen bessen verzamelen. Zijn de kistjes met bessen gevuld, dan worden zij in zakken overgestort om vervolgens naar de schuur te worden getransporteerd. Bij de schuur, die in het midden der bessenplakken ligt, vinden de verdere werkzaamheden plaats.

Cranberryschuur in het duin, man met hoed dhr. Bloem.

Het waaien

De bessen in de zakken zijn vermengd met blaadjes, takjes enz. en het eerste werk is nu deze onzuiverheden te verwijderen; de bessen worden ‘gewaaid’. Hierbij gebruikt men het ‘waaibord’, een langwerpige houten bak van 6.50 meter lengte bij 1 meter breedte. Dit ‘waaibord’ wordt op schragen zo geplaatst, dat het een hellend vlak vormt. Aan de bovenkant van het bord is over een lengte van ongeveer 0.50 meter de houten bodem door een strak gespannen doek vervangen, terwijl de breedte van het bord aan de andere kant geleidelijk minder wordt en in een smalle opening eindigt. De bessen worden nu uit de zakken in een mand gedaan, een man neemt de mand hoog op en laat de bessen met onzuiverheden langzaam op het ‘waaibord’ vallen en wel op het gedeelte, waar de bodem uit het gespannen doek bestaat.. Bij winderig weer vliegen tijdens het uitstorten de blaadjes, takjes, enz. weg en vallen achter het bord neer, terwijl de bessen zelf op het doek vallen en daarna langzaam langs het hellende bord naar beneden in de kisten rollen. Het doek dient dus om de val van de bessen te verzachten en daarmee kneuzingen te vermijden. Daarna worden de bessen gezeefd, teneinde de kleine besjes die niet volgroeid zijn te verwijderen. Men gebruikt hierbij een rechthoekige zeef van 0.75 x 1 meter, waarin gaatjes van 8 mm. in doorsnee.

Na gezeefd te zijn worden de bessen gesorteerd, hetgeen in de schuur geschiedt. Daartoe worden zij op een langwerpig houten bord, 6 meter lang en 1 meter breed, het zgn.‘sorteerbord’ geschud, waarna enige vertrouwde arbeiders nauwkeurig alle rotte en onrijpe (witte) bessen uitzoeken. De rotte bessen dienen als zaadbessen, de onrijpe ondergaan nog een andere bewerking, het zgn. ‘rijpen’. Hiertoe worden bij droog zonnig weer buiten de schuur op een aantal schragen een aantal ‘rijpborden’ geplaatst, waarop de onrijpe bessen netjes worden uitgespreid. Het duurt dan niet lang of de witte bessen krijgen een rode kleur en zijn ook voor verzending geschikt. De gesorteerde en de gerijpte bessen worden ten slotte in houten kistjes verpakt, welke kistjes een bepaald merk en het opschrift ‘finest selected cranberries’ dragen, en zijn dan voor verzending gereed. Die kistjes hebben verschillende inhoud, nl. 36, 30 en 10 liter. Het meest gebruikelijk zijn echter de kistjes van 30 liter. Dat is ongeveer 15 kg. en die van 36 liter ongeveer 18 kg.

Het ‘waaien’ van de bessen. V.l.n.r. pachter Corn. Bloem, opzichter Dirk Nap, Jaap Drijver (opa van Griet Kooyman-Krul), Jaap van Tjaard Wortel, de man met de mand bessen is niet te herkennen en rechts Albert Grol. Fotocollectie Aldert T. Bloem.

De opbrengst

Uit het bovenstaande blijkt dus, dat er heel wat bij de bessenoogst te doen is en er vele handen werk vinden. Indien de oogst goed is, is er volop werk en wordt er door de bevolking bij dit werk goed verdiend. Maar ook de pachter maakt bij een goede oogst mooie winsten, waar tegenover weer staat, dat hij in slechte jaren met verlies moet werken. Want, zoals uit dit stuk reeds meermalen is gebleken, is het veenbessenbedrijf aan groot risico onderhevig. Men oogst niets of de oogst is overvloedig, een middenweg bestaat niet. Zo was 1909 een zeer slecht jaar, 1910 en 1911 waren zeer goed, 1912 weer slecht, terwijl dit jaar de oogst vermoedelijk weer zeer goed zal zijn. Indien om het andere jaar een goede oogst verkregen wordt, mag de pachter dankbaar zijn. Een overvloedige oogst kan voor Terschelling globaal op ten hoogste 2500 tot 3000 kisten geraamd worden, waarvan de prijs op f 4 tot f 5 per kist mag worden gesteld. In 1910 werden volgens ingewonnen inlichtingen 2300 kisten van Terschelling verzonden tegen een prijs van f 4 tot f 5 de kist. Zoals reeds vermeld wordt de Terschellinger veenbessenoogst uitsluitend naar Engeland verzonden, terwijl tot dusverre in ons eigen land slechts enkele kisten met bessen werden verkocht. Het is echter mijns inziens zeer goed mogelijk, dat bij meerdere bekendheid van de zo smakelijke cranberry-jam Terschelling mettertijd zijn gehele oogst in Nederland zal kunnen plaatsen…”

Boodts wensdroom is in vervulling gegaan want wij zijn inmiddels 85 jaar verder en de gehele Terschellinger cranberryoogst wordt verwerkt in tientallen produkten die voornamelijk in Nederland gretig aftrek vinden en zij behoren tot de belangrijkste exportprodukte van ons eiland (samen met de pondkoek!).

Plukkers en pachter Corn. Bloem. (collectie Vincent Zwart).