Herinneringen aan een fijne jeugd in huize ‘Zonneschijn’ in de Kathoek van Lies

Door Cor Kliphuis. Uit SML jaargang 18 № 4. 1997

Afgelegen plek

Het was 1948-1950, huize ‘Zonneschijn’ stond vredig in ‘de Kathoek’ ver van de bewoonde wereld (toen!). De toegangsweg was een zanderig karrepad. Het was een novemberavond, koud met een harde wind die om het huis gierde. De petroleumlamp, zo’n mooie oude, brandde in de noordwestkamer boven de tafel waar we spelletjes deden en zaten te lezen. De kolenkachel, met kolen van Rein Buren, snorde dat het een lust was. Het was behaaglijk warm, mede doordat het houten huis dubbelwandig was. Het werd tijd om naar bed te gaan. Nee, de tijd rekken was er niet bij. Naar bed was naar bed en niet zeuren. Op mijn kamer, aan de oostkant, stond de kan met pompwater op de grond en de kom op een tafeltje. Water in de kom gieten en tanden poetsen en wassen. Zaterdags was het baddag. De tobbe ging naar boven, water halen uit de regenput en verwarmen op het butagasstel. Vervolgens met de pan heet water naar boven en leeggieten in de teil en bijmengen met koud water uit de kan. Dat was elke zaterdag een heel gedoe. Het water moest immers ook weer naar beneden, al verdween het soms uit het raam…

De herfst- en winteravonden waren lang, maar toch ook gezellig.

Veel spelletjes doen, veel lezen, huiswerk maken, als we dat van meester De Jong hadden opgekregen en muziek maken. Spelen op de piano of op de blokfluit. In Midsland zat ik op een orkestje, dat geleid werd door de heer Bernaards. Aafje Bos, van bakker Bos, was ook één van de orkestleden.

Huize ‘Zonneschijn’ staat inmiddels aan een druk bereden fietspad, maar nog steeds is het een heerlijke plek om te toeven (fotocollectie Cor Kliphuis)

Boodschappen

Natuurlijk moesten er ook boodschappen gedaan worden. In het winkeltje van Neeltje Cupido waren we vaste klant. Daar haalden we de meeste boodschappen. Etenswaren dus, zoals jam, hagelslag, muisjes, beschuit, bakolie enz. enz.. Soms mochten we snoepjes meenemen en er verdween dan wel eens wat in de mond. De melkboer kwam aan huis. Dat was Kees Mier. Er was bij hem altijd tijd voor een praatje. Kees deed dan de melk en/of karnemelk (suup) met een litermaatschep in de pan, die we bij de kar brachten. Boter en eieren erbij en dan werd op een papiertje de rekening opgemaakt.

Rein Buren uit Hoorn bezorgde de benodigde brandstof voor de kachel keurig aan huis. (foto Jelle Cupido, archief ’t Behouden Huys)

De bakker kwam ook aan huis. Vooral ’s zomers hadden we veel brood nodig, want er waren dan meer personen die te eten moesten hebben. Doeke Mier (van Martje) kwam dan met paard en kar. De zwarte was het niet altijd eens met Doeke en steigerde dan vele malen als ze weer verder gingen. Later kwam bakker Bos aan huis. Wim Bos heeft veel brood en aanverwante artikelen bij ons afgeleverd. Soms kregen we wel eens een ‘bôltsje’.

De aardappelen en groenten kwamen later van Teitsma. Wie daar in 1948-1950 voor zorgde staat niet meer in mijn geheugen. We hadden zelf wel een groententuintje (latsjetuun), maar of daar genoeg van af kwam, dat betwijfel ik. We hadden in die jaren al een koelkast. Daar moesten staven ijs in, die we bij de melkfabriek, bij Kees Buren (van Dirkje) haalden. Het was een hele klus om dan zo’n staaf thuis te krijgen. In de fabriek vroegen we altijd om een stukje roomboter. We kregen wel eens wat van Piet Smit (van Nien).

Om te kunnen koken hadden we gas nodig. De gasflessen haalden we met de houten tweewielige kar bij Rel Bakker. Ewouds kwam voor de petroleum, maar daar kwam een einde aan toen er gasverlichting kwam. Iemke Ruig legde het aan in de twee kamers en de keuken. Elke avond moesten de lampen voorzichtig aangestoken worden, want anders ging het kousje kapot. Dat betekende dat de brandende lucifer niet te diep in de witte bol gestoken mocht worden. Wat waren we daar blij mee, wat een licht!

Tas op schoot

Onweer vonden we niet zo fijn. Vaak bleef de bui hangen boven het eiland. En als het goed tekeer ging, moesten we allemaal in de kamer komen zitten en wachten tot de bui voorbij was. Dat gebeurde overdag èn ’s nachts op die manier. Mem (mevrouw Jacobs) had dan de tas met belangrijke spullen op haar schoot.

Het duin achter het huis was hoger dan ‘Zonneschijn” en dat moest zo blijven, want dan sloeg de bliksem eerder op het duin in dan op het huis. We sjouwden vaak takken naar de top om zo het wegstuiven van zand te beletten.

Verjaardagen waren fijne dagen. Dan werden alle schoolvriendjes uitgenodigd en deden we buiten spelletjes. Aan een schragentafel werd er gegeten en gedronken en de afwas werd ook buiten gedaan.

We mochten niet op het achterste deel van het erf, want daar stond een veldje rogge van Arend Bakker (van Peit). Zaklopen en koekhappen waren de favoriete spelletjes.

Kristalontvanger en fietslampje

Omdat er geen electriciteit was, was er dus ook geen radio. Die radio maakten we zelf: de zgn. kristalontvanger. We konden toen wel iets ontvangen met een koptelefoon. Op mijn kamer had ik een fietslampje aan het plafond gemaakt met een schakelaar en een zwarte-kat-batterij. Dus ik had licht en radio. We kregen veel gelegenheid om te prutsen (creatief bezig zijn). Het was de tijd van de ruilverkaveling, dus maakten we van hout een graafmachine (dragline), met een heuse bak eraan.

Ook had ik veel plezier van m’n duiven, die ‘woonden’ in de schuur (nu is het een zomerhuisje). Ze waren zeer tam en kwamen geregeld bij je zitten.

Mem had hulp in huis van o.a. Trijn Kooyman (van Kiltsje) en later van Imke Groendijk (zus van Lies). Ze verzorgden dan de was, ruimden de kamers op en veegden en boenden de vloeren. Alles met de hand want …geen electriciteit.

De driewielige kar, niet alleen goed voor het vervoer van gasflessen, maar ook prima geschikt voor het transport van bagage en andere zaken. (fotocollectie Cor Kliphuis)

Onlangs heb ik m’n 60e verjaardag gevierd op …,jawel, op ‘Zonneschijn’ in de Kathoek, met een heuse erepoort. De kinderen hadden dit voor me geregeld. Veel Terschellinger vrienden zijn die dag even langs gekomen. Veel herinneringen aan belevenissen gingen door m’n hoofd. Wat een prachtige tijd!


* De oorspronkelijke titel van dit artikel gepubliceerd in SML 1997-4 is ‘Dagelijkse dingen 50 jr. geleden’. Hoofdfoto via Facebook Terschelling in vroeger tijden, archief Eilard Jacobs. De man geheel links op deze foto is Cor Kliphuis de auteur van deze tekst.

Zonneschijn, natuurlijk samenzijn

Huize Zonneschijn in de Kathoek (foto ’t Behouden Huys)

Door Nel Swart. Uit ‘de Leesplank’ SML jaargang 21 № 4. 2000.

In aanwezigheid van buren en enkele bestuurs- en redactieleden van S.m.l. is vrijdagavond het boekje met deze titel gepresenteerd. De schrijver, Eilard Jacobs, is een kleinzoon van mevrouw Jacobs-Arriëns, die vanaf ongeveer 1920 op Terschelling kwam en samen met een zuster in 1924 huize Zonneschijn liet bouwen. Over dat zomerhuis en zijn bewoners gaat dit boekje. De lezer maakt kennis met de familie en volgt de ontstaansgeschiedenis van het huis, inclusief bijgebouwen en veranderingen. Leuk om te vermelden is dat de eerste schuur bij het huis gemaakt werd van een oude omnibus van Cupido.

Vanaf 1948 woonden de heer en mevrouw Jacobs in het huis. Ze voelden zich aangetrokken tot principes van een ‘rein leven’, met geheelonthouding, vegetarisme en antimilitarisme. Ze leefden zeer sober met hun eigen kinderen, pleegkinderen en vakantiekinderen.

Toen het echt niet langer ging verhuisde mevrouw Jacobs tegen haar zin naar Avondrood, waar ze overleed op de leeftijd van 103 jaar, als oudste inwoonster van Terschelling.