De klok in de Meslânzer kerk 

Door Henjo Hekman. Uit SML jaargang 36 № 2. 2015

‘Een bijzondere klok met een levensverhaal waar je een boek over kunt schrijven.’

Renske Gorter
klok
Willibrordus klok in de kerk van Midsland.
Foto T. Martens.

Als je op Terschelling bent en de kerk van Midsland inloopt, zie je links van de preekstoel een oude kerkklok. Hij heeft nooit in de huidige Meslânzer kerk gehangen: het gebouw is van 1881 en het kleine torentje is niet groot en sterk genoeg voor een luidklok van 909 kilo. Wel hing de klok in de toren van een kerk die eerder op dezelfde plek stond en in 1880 gesloopt werd. Die kerk was overigens ouder dan de klok: het gebouw wordt voor het eerst genoemd in archieven uit 1440 en de klok is gegoten in 1512. Hij heeft vanaf ‘zijn geboorte’ in de kerk van Midsland gehangen, want hij draagt de volgende tekst: 

Sanctus Willibrordus bun ick ghieheten. Dye perrochianen van Midslants hebben my laten ghieten int jaar ons Heren MCCCCCXII. 

Verder staan er nog drie namen op van mannen die kennelijk een (financiële?) rol speelden bij de aanschaf: Wybrant Hottjes, Pieter Meynerts en Gerrit Sipkes. 

Ook vertelt de tekst dat de klok gegoten is door Johannes van Bremen (die zich soms ook Johannes Bremensis noemde). Dan mogen we er van uitgaan dat deze Johannes uit Bremen kwam, want achternamen verwezen in die tijd vrijwel zonder uitzondering naar iemands woon- of geboorteplaats. 

Bovendien vinden we de meeste klokken die door hem gegoten werden in de noordelijke provincies van Nederland en in Oost-Friesland – een aardige regio, vanuit Bremen gezien. Johannes was vooral actief tussen 1507 en 1516, maar zijn productie van kerkklokken – en één doopvont – was vrij beperkt. Niettemin heeft Midsland een van zijn werkstukken: de Willibrordusklok en deze is dus ruim 5 eeuwen oud.

Of de klok – evenals zijn maker – uit Bremen komt is onduidelijk. Hij kan in Bremen gegoten zijn, maar misschien ook op Terschelling. Een boeiende vraag blijft namelijk: hoe is de klok boven in de toren van de toenmalige kerk gekomen? In zijn boek Ruimte voor religie schrijft Teunis Schol hierover het volgende:

Doeke Gerrits Doeksen vermeldde in 1854 in zijn Aantekeningen betreffende het eiland Terschelling (Schylge myn lântse, 1990, pagina 63), dat de toren van Midsland niet ouder kon zijn dan de klok uit 1512. De kerk mocht dan wel ouder zijn, maar de ingang van de toren was te nauw om de klok door te laten. Of er moet boven in de toren een doorbraak gemaakt zijn om hem te plaatsen. Het kan natuurlijk ook zijn dat de klok ter plekke onder in de toren is gegoten en binnendoor omhoog is gehesen.

Het idee is natuurlijk dat de ingang bij een verbouwing in een latere eeuw verkleind werd…. We weten het niet, informatie hierover is in de loop van de tijd verloren gegaan.

De Willibrorduskerk te Midsland die in 1880 gesloopt werd. Getekend door architect Oosterbaan (1876). Collectie T. Schol.

Die toren van Midsland was bijna 34 meter hoog en vanuit zee goed te zien. Dat was belangrijk want torens van kerken langs vaarroutes waren niet alleen kerktorens, maar ook bakens voor de scheepvaart. Hoewel er vaak nauwelijks geld was om een kerkgebouw te onderhouden, kon er voor herstel van de toren soms een beroep worden gedaan op de Staten van Holland. Ook het latere Departement van Marine gaf in 1844 nog geld voor de renovatie van de toren als zeebaken. Zo heeft de klok er ruim drie-en-een-halve eeuw redelijk veilig gehangen.

Maar in de tweede helft van de negentiende eeuw werd de situatie onhoudbaar. Teunis Schol schrijft hierover:

in 1872 bleek de kerk zo vervallen dat de kerkgangers van Midsland het niet meer vertrouwd vonden om de diensten nog bij te wonen.

Wanneer men in die tijd de overheid om financiële steun vroeg bij het herstel van vervallen kerken, stelde diezelfde overheid zulke hoge eisen dat herstel vaak geen optie was, zodat sloop en nieuwbouw de voorkeur kregen. Dat bleek voor de kerk van Midsland niet anders te zijn. Teunis Schol schrijft:

Een rapport van Waterstaat liet niets aan duidelijkheid te wensen over. Verbouwen was geen optie, de hoofdingenieur J.R.T. Ortt constateerde dat verbouw de kerk nog wanstaltiger zou maken en dat het verkieslijker was om het gebouw zo spoedig mogelijk te slopen en door een nieuw te vervangen.

Op 20 maart 1880 werd met de sloop begonnen en al op 14 juni van hetzelfde jaar kon de eerste steen worden gelegd voor de nieuwe kerk. Daarmee maakte het eeuwenoude één-beukige bouwwerk plaats voor een kruiskerk. 

Voor het nieuwe torentje was de Willibrordusklok met z’n doorsnede van 1,15 meter en z’n gewicht van 909 kilo te groot en te zwaar. Of, zoals ir. L.C. Zonneveld in Schylge myn lântse, 1ste jaargang 1/2 het formuleerde: … met z’n gewicht zou Willibrordus bij het luiden de nieuwe toren uit elkaar geramd hebben.

Hij werd verkocht aan de klokkengieter Andries Heero van Bergen in Heiligerlee voor 82,5 cent per kilo. Er werd een nieuwe klok besteld van 480 kilo. Die kostte twee gulden per kilo, zodat we eenvoudig kunnen uitrekenen dat de Midslander gemeente voor deze klokkenwisseling ruim 110 gulden moest bijbetalen.

En zo ging de hoofdpersoon van ons verhaal naar Heiligerlee in afwachting van een koper, of om omgesmolten te worden wanneer die koper niet zou opdagen. Maar die koper kwam – uit Schagen.

Op de website www.rkkerkschagen.nl/klokken vinden we daarover de volgende info:

Op zondag 10 mei 1881 werd in die Noord-Hollandse plaats de katholieke St. Christoforuskerk officieel gesloten. Ze voldeed niet meer aan de eisen en op 20 september van datzelfde jaar werd de eerste paal voor een nieuwe kerk geslagen. De (bouw-)pastoor, Christophorus Philippona ging op bezoek bij de ons inmiddels bekende klokkengieter in Heiligerlee, omdat deze een aantal gebruikte klokken in de aanbieding had. De pastoor kocht er drie. Een 14de eeuwse klok was afkomstig uit Weiwerd. De tweede kwam uit Eppenhuizen en werd gegoten in 1478. 

Zuster Susanna.
Foto: rkkerkschagen.nl

De derde was de Willibrordusklok uit Midsland. De aanschaf van deze klok werd mede mogelijk gemaakt door een schenking van Hermanus Josephus Brügemann, een niet onbemiddelde manufacturier – in die tijd de voorloper van een fabrikant – uit Schagen. De schenking was een bruidsschat aan de kerk, want drie van zijn dochters gingen het klooster in: Dorothea, Magdalena en Matilde. Een van de drie dames nam – als kloosternaam – de naam Susanna aan en haar deel van de schenking werd besteed aan de Willibrordusklok. Als dank werd haar naam in de klokwand gegraveerd en dus 370 jaar later toegevoegd aan de namen van de drie mannen uit 1512: Soror Susanna Bruggemann MEDD 24 juli 1882. Hiermee onderging onze Willibrordusklok in Schagen een geslachtsverandering en ging verder onder een nieuwe naam: de Susannaklok…

Brügemann had overigens nóg een dochter, Johanna Maria, en ook een zoon, Josephus Anthonius. Mede dankzij het nageslacht van die zoon heeft deze biografie van de Willibrordusklok een bijzonder einde… maar zover zijn we nog niet; eerst krijgen we de Tweede Wereldoorlog, of om te beginnen: de aanloop daartoe…

Daarover vertelt Jan Slingerland in 1993 in het tijdschrift van de Historische Kring Breukelen:

Al in 1937 besefte men in Nederland dat kerkklokken een rijke bron aan grondstoffen voor de eigen oorlogsindustrie konden vormen. In dat jaar heeft het Rijksbureau voor de Monumentenzorg aan de Nederlandse Klokken- en Orgelraad verzocht een lijst met klokken te maken die in tijd van oorlog zouden kunnen worden opgeofferd. Het Ministerie van Defensie liet weten dat 10% van het klokkengewicht gespaard mocht blijven. 

In 1939 vroeg de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen alle gemeentebesturen het klokkenbezit op te geven. (…) Binnen het Rijksbureau voor de Monumentenzorg was inmiddels de Inspectie Kunstbescherming (Inspectie voor de bescherming van schatten van kunst en wetenschap tegen oorlogsgevaren) opgericht. Deze maakte een lijst van de belangrijkste klokken en carillons, die in ieder geval gespaard moesten blijven. Het waren 28 carillons en 319 klokken (15% van het totale klokkengewicht). Dr. Jan Kalf, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, verzocht zijn baas, de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de Minister van Defensie te overtuigen van de noodzaak de 10% te verhogen tot 15%. Dat werd geaccepteerd.

Deze klokken werden gemerkt met een grote witte M (Monument) en er kwam een certificaat bij te hangen. De Nederlandse regering heeft een zeer beperkt aantal klokken als historische gedenkstukken van de grootste betekenis van vordering vrijgesteld en richt zich tot de bevelhebbers der militaire macht van andere mogendheden met het dringende verzoek deze met een M gemerkte klokken eveneens te sparen. Er waren ook vertalingen van de tekst in Frans, Duits en Engels. 

Daarna volgde de Duitse bezetting…

Halverwege de oorlog, op 23 juli 1942, verscheen Metaalverordening nummer 79 van Rijkscommissaris Seyss-Inquart Verordnung über ein Verfügungsverbot, eine Anmeldungspflicht und eine Einziehungsbefugnis für Metallgut. Voorwerpen van koper, lood, tin en gietijzer moesten worden aangemeld bij de Rüstungsinspektion. Met deze verordening verschafte de bezetter zich tevens het recht om deze voorwerpen te vorderen – kerkklokken inbegrepen.

En een half jaar later was het zover. De klokken werden uit de torens gehaald. De M-klokken werden in eerste instantie nog gespaard, maar op 12 februari 1943 kreeg de Inspectie Kunstbescherming bericht van de Rüstungsinspektion dat alle klokken zouden worden verwijderd uit de kustgebieden en uit de drie Noordelijke provincies. De opgehaalde M-klokken uit Noord- en Zuid-Holland en uit Zeeland werden opgeslagen in Leerdam. Daaronder bevond zich dus ook de hoofdpersoon van ons verhaal, de Willibrordus/Susannaklok uit Schagen.

Op Terschelling verliep het allemaal wat trager. Teunis Schol schrijft:

Met alle andere Terschellinger klokken werd op 9 juni 1943 ook de Midslander klok (de tweede, uit 1881) verwijderd en verdween in de smeltoven van de Duitse wapenindustrie.

Veel verzet tegen die klokkenroof is er in het land niet geweest. Als men al op de hoogte was van het moment waarop de torens werden leeggehaald werd er vooral gelaten op toegekeken. In enkele plaatsen wisten verzetsmensen de klokken nog te verstoppen… op een kerkhof, in de duinen en bij 

’s-Hertogenbosch werden ze in de Dommel gegooid. Bij de klokkengieterij Van Bergen in Heiligerlee doken 119 klokken onder. In Maasniel bleek de sleutel van de toren onvindbaar. Toen de pastoor bedreigd werd, kwam de sleutel weer boven water en had de eerwaarde een laatste verzoek Mag ik ze voor de allerlaatste keer nog even luiden? Dit ging zó hard, dat de toren stond te dansen. Daar kwam het hele dorp op af en vulde het kerkplein. De plaatselijke politie weigerde in te grijpen – dat moest vervolgens de Feldgendarmerie maar doen. In Epe en in de stad Groningen klonken teksten als Wie met Gods klokken schiet, die wint de oorlog niet…!

Afhankelijk van de bron die men raadpleegt verdwenen er 6500 tot 6700 klokken uit de Nederlandse kerken… als hedendaagse lezer kun je je nauwelijks meer voorstellen hoe dit voelde in een wereld die gewend was te leven bij de (kerk-)klok. In het digitale Archief van Westland lezen we: 

Het werd stil in de Westlandse dorpen. De hele en halve uren werden niet meer geluid en ook de aardappelklok (het signaal voor de tuinder op het land dat de vrouw de aardappelen op het vuur had gezet) werd niet meer gehoord. 

Een onwerkelijke stilte daalde over het land en niemand wist meer hoe laat het was…

De klok na WOII in Schagen. Foto: Archief Christoforusparochie Schagen, rkkerkschagen.nl.

Leerdam was niet de enige opslagplaats voor de M-klokken. In Giethoorn werden de klokken uit de drie noordelijke provincies opgeslagen (daar gingen dus ook de klokken van Terschelling naar toe). Nederlandse instanties waren met de Duitse bezetter overeengekomen dat ze op die twee plekken voorlopig met rust gelaten zouden worden. Maar toen de Duitsers zich door de geallieerde invasie in Normandië in het nauw gedreven voelden, werden de klokken alsnog afgevoerd naar fabrieken in Hamburg.

Op de website van de Stichting Urk in Oorlogstijd schrijft Albert van Urk hierover:

Op 23 oktober 1944 werd het klipperschip Hoop op Zegen van schipper J. van Dijk uit Dordrecht door de Duitse Wehrmacht gevorderd om de M-klokken van de opslagplaats in Leerdam naar Duitsland te vervoeren. Omdat Van Dijk niet bereid was om dit onvaderlandse werk uit te voeren (hij verliet zijn schip), werd een gelegenheidsschipper aangezocht, de onervaren Marten Homma. Daarmee was Van Dijk, toen 65 jaar, niet alleen zijn woning en inboedel kwijt, maar ook de broodwinning van hemzelf en voor zijn zoon die hem in het bedrijf zou opvolgen. Schipper Van Dijk is voor dit verlies na de Tweede Wereldoorlog volstrekt onvoldoende gecompenseerd.

We blijven Van Urk nog even volgen:

Op 6 januari was het goed weer. Er stond een matige zuidwestenwind en het zicht was redelijk tot goed. Het klipperschip Hoop op Zegen, in 1879 gebouwd, maakte deel uit van een groot konvooi, gesleept door de Duitse sleepboot BS14. Traag ploegde de sleep zich tijdens die late zaterdagavond een weg door het IJsselmeer. De vuurtorens langs de kust waren gedoofd of afgeschermd. De vuurtoren van Urk had alleen nog een noodlicht, maar toen de dienstdoende vuurtorenwachter begreep wat er aan kwam varen, doofde hij ook het noodlicht. Uit Urk was namelijk ook een klok gestolen, en…. ter hoogte van de zandbank De Vormt – nog altijd berucht bij de scheepvaart – strandde het gehele konvooi. Bij het krieken van de dag telde men elf vaartuigen in ontredderde toestand. Acht schepen konden worden binnengesleept en vonden tijdelijk een ligplaats in de Urker haven. Drie schepen bleven zitten, namelijk de Wijkdienst X, geladen met ijzer, de Vertrouwen, geladen met touw, en de Hoop op Zegen, het klokkenschip… 

De machinefabriek firma A. Hoekman en Zonen kreeg van de Duitsers de opdracht om het schip vlot te trekken. Ze hadden geen ‘betere’ keus kunnen maken. De Hoekmannen stonden op Urk bekend als zeer goede vaderlanders. Broer Pieter Hoekman was vanuit Engeland als geheim agent gedropt en in 1943 als gevolg van verraad gesneuveld. Aangezien de bestemming van de klokken weinig te raden overliet, zullen de gebroeders wel tot de slotsom gekomen zijn dat berging van de klipper niet wenselijk was… 

In het najaar van 2006 vindt Jelle Visser, vrijwilliger bij museum Het Oude Raadhuis in Urk, een ongedateerde brief van havenmeester C. Zeeman, gericht aan burgemeester G. Keijzer. Uit deze brief blijkt dat twee personen een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de stranding van het klokkenschip en het veiligstellen van de kostbare lading. Dat zijn Jacob Schraal, de toenmalige vuurtorenwachter en Fokke Hoekman, de leider van de bergingsploeg. De eerste doofde bij aankomst van het konvooi het (nood)licht van de vuurtoren; de tweede zorgde ervoor dat bij de eerste bergingspoging de borgpinnen van de luiken werden verwijderd en overboord gegooid. Bij de eerste de beste storm sloegen daardoor de luiken los en zakten schip en lading weg in het zand van de Vormt.

Op de bodem van het IJsselmeer lagen de rest van de oorlogstijd 107 M-klokken en 148 carillonklokken met een totaal gewicht van 81672 kilogram. Er bestaat nog een vrachtlijst van en onder registratienummer 7M43 vinden we de drie M-klokken uit Schagen terug. Aan de gegevens zijn ze gemakkelijk te herkennen. De Willibrordusklok wordt als eerste beschreven: 909 kilogram, jaartal 1512, gieter J. Bremensis. In 2012 heeft Klaas Post uit Urk een filmpje op You Tube geplaatst – zoekterm: klokkenschip – waarin een paar duikers de restanten van de Hoop op zegen bezoeken. 

Eind juli 1945 werd begonnen met het bergen van de lading. Uit dagboekaantekeningen van de Urker havenmeester kennen wij het verloop van het verhaal. Verdeeld over vijf werkdagen werden in totaal 226 klokken en 145 klepels geborgen. Ze werden op Urk aan land gebracht en tijdelijk opgeslagen in de hoek bij het strand op de Westhaven. Met de Eben Haëzer, schipper Jan van Laar, werd de kostbare lading donderdag 9 augustus naar Amsterdam gebracht. Vanuit de hoofdstad gingen de klokken terug naar de rechtmatige eigenaren. En zo hing uiteindelijk ook onze Willibrordusklok weer in de St. Christoforuskerk in Schagen. In de kerk in Midsland kwam na de oorlog een nieuwe klok, want nummer twee was in de Duitse smeltovens verdwenen…

In de ruime eeuw waarin de klok van Terschelling was gescheiden, werd ze op het eiland niet vergeten. In de Terschellinger van 16 januari 2003 lezen we hierover:

een eerste melding – uit de jaren dertig – kwam van Gustaaf van Dieren, die zelf in Schagen ging controleren en de inscriptie las: Sanctus Willibrordus ben ick gehieten… 

Toen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw de historicus Jo Smit met een fotograaf op onderzoek ging, kwam hij van een koude kermis thuis. In de donkere klokkentoren van de Schager kerk werden foto’s van vooral de grootste klok genomen. De grootste moet hem zijn, dacht Smit, die deze klok ook mat. Maar na ontwikkeling van de foto’s bleek van bovenstaande tekst niets…  Even kon ik niets zeggen, schrijft Smit, maar toen moest het hoogste woord eruit: het waren prachtige foto’s, maar niet van de Meslânzer klok uit 1512. Van een mooie, nog oudere klok, maar niet van die van ons. Hij ging er vanuit dat Schagen na de oorlog de verkeerde klok had teruggekregen.

Klok in de toren van Schagen, Jo Smit neem te maat. Collectie stichting De klok terug.

We volgen nog steeds de Terschellinger van 16 januari 2003:

De huidige kerkvoogd Jan Doeksen ontmoette enkele jaren geleden op Terschelling een man uit Schagen, die geïnteresseerd was in cultuurhistorie. Wil je dan voor mij eens in de klokkentoren van de r.-k. kerk in jouw woonplaats kijken?, vroeg Doeksen hem. Het duurde even, maar toen kwam het bevrijdende bericht, in de toren hing toch de luidklok van Midsland! De fotograaf en Jo Smit hadden zich vergist, er waren foto’s van de verkeerde klok gemaakt…

Enige tijd later kreeg Jan Doeksen te horen dat de klokkenstoel in Schagen gerestaureerd zou worden en dat de klok waarschijnlijk overbodig werd… 

Doeksen zocht contact met de St. Christoforuskerk en kreeg van de pastoor een optie op de klok die daar nog altijd de Susannaklok heette. Het werd tijd voor enige organisatie, voor de aankoop en voor de plannen met de klok werd de Stichting De Klok Terug opgericht. De doelstelling van de Stichting was glashelder… 

Sneller dan verwacht – en sneller dan ze voldoende geld had kunnen inzamelen – kreeg de Stichting te horen dat ze gebruik kon maken van de optie die Jan Doeksen losgepeuterd had en de leden van de Stichting togen naar Schagen. De pastoor bleek graag van de Schylger klok af te willen en schreef in het kerkblad de Hoeksteen:

Al die jaren heeft ze gedetoneerd met de andere klokken in de toren, als een onecht kind met ruziënde ouders…

Daar had Teunis Schol, voorzitter van de Stichting, wel een weerwoord op:

Een beetje dwars dus, zoals het eilanders eigen is… Het is dan ook een klok die zich alleen maar op Terschelling thuisvoelt!

Toch bespeurden de leden van de Stichting dat er onder de parochianen in Schagen enige weerstand was tegen de verkoop van de klok. Er moest snel gehandeld worden, anders ging de gelegenheid misschien voorbij… Voor Jan Doeksen reden om de armlastige kas van de Stichting persoonlijk € 10.000 voor te schieten.

Ik betaal ‘m wel, ik zie wel hoe ik ’t terug krijg…

Een meewerkend voordeel was – in de woorden van Teunis Schol:

In een Hervormde kerk is een dominee in dienst van het kerkbestuur, maar in een Katholieke kerk is de pastoor de baas. 

Daar had de Stichting De klok terug geluk mee en op 9 januari 2003 werd met behulp van een 40 meter hoge kraan de Willibrordusklok uit de Schager toren getakeld in het bijzijn van de Oost-Terschellinger kerkvoogden. Daarna ging de klok naar Helmond om bij het klokkenherstelbedrijf Daelmans te worden opgeknapt. Door de naam van de schenkster in de klokwand te graveren – Soror Susanna Bruggemann MEDD 24 juli 1882. – was het oorspronkelijke geluid namelijk verloren gegaan. Na restauratie en na 123 jaar ging de klok uiteindelijk terug naar Terschelling. Vooral door handig manoeuvreren van onze kerkrentmeester Jan Doeksen, luidt de tevreden conclusie op de website kerkenopterschelling.nl.

Ondanks dat manoeuvreren lukte het niet om in één moeite de klepel mee te krijgen. Onder het kopje ‘historie’ staat daarover op de website rkkerkschagen.nl het volgende: Bij de restauratie van de klokkenstoel in 2003 is de Suzannaklok teruggegaan naar Midsland op Terschelling. Er zijn toen drie andere klokken, afkomstig uit de gesloten Petrus & Pauluskerk in Haarlem, bijgeplaatst. Achterin de kerk hangt de oude klepel van de Suzannaklok, als dank aan de familie Brüggemann en alle schenkers en vrijwilligers die de restauratie en plaatsing van de vijf klokken in 2003 mogelijk hebben gemaakt.

Op 16 juli 2003 werd de klok met behulp van een heftruckje van het eilander transportbedrijf TST de Meslânzer kerk ingereden. In afwachting van een definitieve locatie stond links van de preekstoel een houten console klaar, maar de plaatsing verliep niet vlekkeloos. De klok schoof opzij en een van de helpers – Arie Swart – stak in een reflex zijn voet uit. Die voet bleek niet helemaal bestand tegen 909 kilo…

De ouwe griize is werom! Collectie stichting De klok terug.

In de rubriek Geloof en Kerk van het Friesch Dagblad van 16 juli verscheen een verslagje: We hebben hem, zegt Doeksen in drie simpele woorden. Achter die korte zin gaat een lange geschiedenis schuil. Deze luidklok heeft een eeuwenoude band met Terschelling en met de Terschellingers, legt hij met gepaste trots uit:

Eeuwenlang herinnerde hij hen aan de blijde boodschap; generaties Terschellingers heeft hij bij hun laatste reis uitgeluid. Maar hij heeft ook gewaarschuwd bij dijkdoorbraken, brand en andere rampen.

De discussie over een definitieve locatie is de laatste jaren flink geluwd. Het kerkbestuur wil de klok in elk geval om Oost houden, maar voor de toren van de Meslânzer kerk is de Willibrordusklok nog altijd te zwaar. Even is gedacht aan de kerk in Hoorn, omdat daar bij een restauratie een plekje in de toren was vrijgekomen. Maar dat idee kwam te vervallen omdat ir. K.I. Ruige de St. Janskerk een nieuwe luidklok schonk. Een klokkenstoel op het Strieper kerkhof was ook niet haalbaar: op die archeologische grond mag niet gebouwd worden. En eigenlijk hoort de klok gewoon bij de Meslânzer kerk, zodat de voorlopige plek voorlopig wel definitief zal zijn….

En daarmee zou het verhaal van de Willibrordusklok rond zijn, ware het niet dat enige jaren na z’n terugkeer Barbara – de dochter van Jan Doeksen – voornemens was te trouwen. Dat ging ze doen met Klaas Wagenaar en dat ging ze doen in stijl, tot op heden is ze de laatste bruid die in Terschellinger klederdracht getrouwd is. 

In Alkmaar woonde een tante die dergelijke kleding kon naaien. Daar ging Barbara op een dag naar toe, niet alleen met Klaas, maar ook met haar moeder en de man van haar moeder, Leo Bultje. Op de terugweg onderbrak het viertal de reis in Schagen. De dames gingen winkelen en de heren gingen het Speelgoedparadijs binnen. Vooral voor Leo is dat een paradijs, de winkel beschikt over een schitterend aanbod elektrische treintjes en toebehoren. En terwijl Leo rondkeek, raakte Klaas in gesprek met de winkelier, die ineens uitriep:

Dus je komt van Terschelling?

Ja, zei Klaas.

Ken je dan ook ene Jan Doeksen?

De scherpe toon waarop de vraag gesteld werd, maakte Klaas achterdochtig en het leek hem niet het juiste moment om te melden dat het zijn aanstaande schoonvader was.

Ach, op het eiland kent iedereen iedereen wel zo’n beetje – ik weet wel wie het is… Die heeft ónze klok gejat!!!, riep de winkelier boos.

Even later kwam Barbara met haar moeder de winkel binnen. Klaas haastte zich naar de deur en fluisterde.

Bar…, we zijn nog niet getrouwd, maar hier heet je alvast Wagenaar. Ik leg ’t je straks wel uit…

Zo’n anekdote nodigt uit tot nader onderzoek. Wie op internet het Speelgoedparadijs opzoekt, vindt al snel de oplossing, de winkelier heet Bruggeman – het is een rechtstreekse nazaat van de schenker van de Suzannaklok. De weerstand onder de parochianen van de kerk in Schagen tegen de verkoop van de klok is daarmee duidelijk, de familie van de schenker wilde ‘m gewoon niet kwijt…

De Willibrordusklok is dus door de St. De Klok Terug teruggekocht zonder klepel. Het is een schrijnende scheiding, na ruim vijf eeuwen heeft de Meslânzer kerk de klok en de St. Christoforuskerk de klepel, maar het voelt ook een beetje alsof de familie Doeksen de klok heeft en de familie Bruggemann de klepel…

Als Klaas Wagenaar een paar biertjes gedronken heeft droomt hij er soms van. Dan ziet hij zichzelf in een lange jas op een argeloze middag de St. Christoforuskerk in Schagen binnenlopen… 

Bronnen:

  • www.beiaarden.nl/lijstvanklokkengieters
  • www.historischarchiefwestland.nl 
  • www.rkkerkschagen.nl/klokken
  • www.genealogieonline.nl/stamboom-schneider/19456.php
  • www.urkinoorlogstijd.nl/het-verhaal-van/-het-klokkenschip

Boeken/tijdschriften:

  • De Terschellinger, 16 januari, 2003.
  • …. En midden op Terschelling leit Meslâns, ds. F.A. Wiersma, 1982.
  • Ronde van Midsland, Piet Zumkehr, Louis Hagen, Frans Schot en Henjo Hekman, 2010.
  • Ruimte voor religie, Teunis Schol, 2012.
  • Schylge myn lântse, 1ste jaargang 1 en 2. 
  • Terschellinger Historie, A.J. Zwaal, 2000. 
  • Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jrg 8, nr 2, 1993.
  • De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen, Trouw, 4 februari 2014.

Met dank aan Wim Bos, Jan Doeksen, Elly Westenenk, Barbara Wagenaar-Doeksen, Klaas Wagenaar en Teunis Schol.