Oorlogsdagboek Pieter Piersma – deel 2

Uit SML jaargang 36 № 4. 2015

Naar Kienum voor melk

Olieverfschilderij door P. Piersma van Kinnum 13, 1943, Collectie Rinus de Klerk, ‘s-Heer Arendskerke.

Van schilderij tot kosthuis lijkt een hele sprong maar toch heb ik door een schilderij een kosthuis gekregen. Het eerste schilderij dat ik maakte van het boerderijtje op Kienum was voor Cor, een dochter van P. Doeksen. Toen ik het bezorgde vroeg ik of ik niet wat melk kon krijgen, om de andere avond als het kon. Dit werd goedgevonden en op een geleende fiets fietste ik ‘s avonds met een ‘strandflesch’ vol melk barakwaarts, gelukkig met m’n eerste intieme kennismaking op Terschelling. Voortaan was ik daar een geregelde gast in de  kleine boerenhoeve op Kienum met zijn gastvrije bewoners. Zondagsavonds bleef ik soms tot laat in de avond plakken zodat ik hard moest lopen om voor elf uur binnen te zijn (tussen 11 en 4 uur ‘s nachts mag niemand op straat). Ook hele Zondagen was ik te gast, of kwam als ik ‘s Zondags geschilderd had ‘s avonds te broodeten. Toen Cor, de jongste dochter naar Leeuwarden moest naar de oogarts en op mijn voorstel bij ons 14 dagen logeerde werd de band nog hechter.

Geheel rechts het oude boerderijtje van de fam. Doeksen met links daarvan de nog in volle glorie verkerende wierschuur. Foto ‘t Behouden Huys.

De zomer van 1943

De zomer komt over Skylge, overal schiet het koren hoog op, waartussen de stralende gele ganzebloemen staan te pralen, althans voor mijn oog want de Terschellinger vindt het lastig onkruid dat moeilijk te verdelgen is. Het hooi wordt ingehaald, overal staan de geurige ‘pollen’ op de velden van Skylge onder de brandende zon. Reeds zijn de jonge kievieten haast volwassen en trippelen onder het waakzaam oog der ouders over het afgemaaide land. Eens zie ik drie jonge kievieten tippen en ik kan de verleiding niet weerstaan om zo’n klein donsballetje op te zoeken en hem even in de hand te nemen, maar hoe ik ook zoek, ik kan ze niet vinden, hun schutkleur beschermt hen toch wel goed. De hooioogst van boer Doeksen help ik mee binnen te brengen op de kleine Terschellinger boerenwagen.
Alle vrienden en bekenden helpen mee om het hooi binnen te halen. Op een stuk land naast ons is zelfs de dominee mee aan het helpen. Vrouwen en meisjes helpen ook mee om zo spoedig mogelijk het hooi binnen te brengen. Als we ‘s avonds bezweet naar de ouwe boerderij wandelen door het hoge gras op de zeedijk vertelt de boer van vroeger tijden toen het water eens tot de kruin der dijk stond en zij midden in de nacht er op uit moesten om te waken over de polder. Lage plaatsen in het land wijzen de plekken aan waar grond weggegraven is om gaten in de dijk te stoppen.

Thuis werden we getracteerd op bier en limonade met koek. Dan loop ik weer terug naar de barak, meestal midden tusschen de velden door, waar ik veel bloemen ontdek die mij nog onbekend zijn en die ik dan ook later opzoek in mijn ‘Flora’.

Met verlof naar huis

Naar huis met verlof is in den regel een heel feest al wil het merendeel van de vrijgezellen het niet erkennen. De avond van te voren wordt meestal de boel nog eens op stelten gezet en worden de soms al te lange baarden netjes geschoren, schoenen worden gepoetst, ‘het pak’ dat bij velen één keer in de drie weken aankomt, afgeborsteld en dan na het eten gaat het stel naar het dorp om een biertje te pikken. Gelukkig is er niet teveel van het hersenvergif te krijgen, zodat niemand dronken thuis komt maar toch van slapen komt de eerste uren niet veel. ‘s Morgens vijf uur klost de eerste op zijn klompen door de barak zodat de hele kluit wakker wordt. Hetgeen weer tot gevolg heeft dat ook de anderen uit bed springen om toch maar voor niet later dan de anderen te zijn. Wij waren meestal de laatsten die de barak uitgingen omdat wij wachtten op de auto van Oost met arbeiders. De meesten waren daar te ongeduldig voor en liepen maar liever. Als wij ze dan voorbij reden op de auto schreeuwden ze dat de auto stoppen moest maar dat deed hij natuurlijk niet…

Een foto voor de prachtige gecamoufleerde barak achter Bornholm. Piersma staat rechts met de armen over elkaar. De barak heette ‘de Zwerver’. Foto Jikke Cats-Piersma.

In de kost bij mevrouw Luidinga

Door de connectie met de familie Doeksen kwam ik in kennis met de schoonzoon Luidinga wiens moeder alleen in een winkeltje op West woonde. Zij wilde wel graag een kostganger hebben zodat ik daar heen gegaan ben. Ik had een eigen kamer op zolder met als naaste buren Duitsers in een barak op zo’n 50 meter afstand van de bunker met een luisterapparaat dat hoog op het duin stond.

In februari 1944 tijdens hevige storm strand het schip ‘TEXEL achter Kinnum. Archief S.m.l.

Maart. De winter heeft dit jaar op zich laten wachten. Omstreeks 3 December heeft het nog een paar dagen gevroren  zodat een dag op het landijs in Friesland gereden kon worden. Maar reeds op 26 Januari bloeien de viooltjes, crocussen en sneeuwklokjes in de tuinen. In Januari is er geen enkele nachtvorst geweest maar Februari laat zich kennen door hevige stormen waardoor bijna de Vlielandboot, de Tessel bijna verging. Een nacht vol spanning op de eilanden omdat even nadat de boten bij elkander vandaan waren  een hevige klap gehoord was waardoor het vermoeden bestond dat de Tessel op een mijn gelopen was. Maar gelukkig toen het dag werd, lag hij hoog en bijna droog op een zandbank ten Zuiden van het eiland ter hoogte van Kienum. De passagiers werden met de reddingboot van boord gehaald ook al omdat de Tessel (een oude vrachtboot) bijna geen verblijfplaats voor passagiers had. Na een paar dagen is hij door de Holland en den schelpenzuiger vlotgesleept.

Het water was zo hoog geweest dat toen de kapitein toen hij Vlieland vanwege de storm niet kon bereiken om naar Terschelling wou stomen, de boot over de zandplaat heen geslagen is waar hij tenslotte is blijven hangen.

Ook de dijken hebben het zwaar te verantwoorden gehad, tot aan de kruin stond het water en hier en daar waren er zelfs al gaten ingeslagen die nog bijtijds gedicht konden worden. Maar ook elders is het hoog water, in Zeeland en bij Purmerend zijn de polders onder water gezet door de bezettende macht voor het gevaar van een invasie.

Bommen op Leeuwarden

24 Februari (1944) doen de Engelschen een onverwachte aanval op het vliegveld van Leeuwarden. Op Terschelling hoorden we duidelijk het dreunen van de bommen en naar men zegt moeten er ongeveer 900 bommen gevallen zijn. Arbeiders en ambtenaren uit alle bedrijven moeten om de beurt vier dagen werken om de boel weer op te ruimen. Sindsdien is het gedurig luchtalarm te Leeuwarden en vallen nog bommen bij de Overdekte, het Kalverdijkje en bij de Groningerstraatweg. Ook van 21 tot 25 Maart kwamen ze weer geregeld bommen gooien, de Ambachtschool wordt getroffen en enkele huizen in de Wijbrand de Geeststraat waarbij nog 8 slachtoffers vallen

Sneeuwbuien en nachtvorst

26 Februari als ik naar huis rijd in de trein zie ik ook al een koppeltje kievieten vliegen bij Deinum en zien we ook reeds een zeilboot zeilen in de Greuns. De boten hebben we aan de Duitse instanties moeten opgeven, dat velen hebben hun boten ‘onder water’ opgeborgen. Ik heb het er maar op gewaagd en de boot aangegeven omdat toch onze namen wel bekend zijn door de zeilvereniging en mijn boot toch niet zo nieuw meer is. Mem hoort de eerste leeuwerik zingen.

27 en 28 Februari ben ik weer op Terschelling maar kenmerken zich door hevige sneeuwbuien en nachtvorst. De sneeuw is gelukkig van korten duur. Ook 2, 3 en 4 Maart zijn er nog flinke sneeuwbuien.

13 Maart. Hagelbuien. Als ik ‘s morgens naar de stelling moet zijn de hagelbuien in mijn gezicht striemend, kom ik een Terschellinger eierzoeker tegen die ik reeds vorig jaar heb leren kennen. Sa komme se nog niet, roept hij me toe. Toch worden de 22 Maart het eerst kievitsei gevonden in Epe (Gld). 23 Maart het eerste ei in Friesland dat verkocht werd te Sneek voor ƒ 100.

Op zoek naar kievitseieren

Op 25 Maart ga ik er eens op uit om de Terschellinger velden te verkennen. Het is nog koud want de wind die een paar dagen West is geweest en nu weer naar het Noorden gedraaid is, maar de zon is erbij.

Ik fiets naar Kienum waar voor dat ik binnen ben de koffie al voor me  ingeschonken staat (een koffie om te snijden). Lang heb ik niet de tijd tot praten  want mijn hart gaat uit naar de vogels. Hier en daar heb ik er al een zien buitelen toen ik de weg langs fietste. Maar nog is de vogelbruiloft niet geheel begonnen. Wel zingen hoog in de lucht de leeuweriken het feest van de lente toe en draaien de heien (mannetjes kieviten) op hun veroverde plaatsjes luid kievietend door de lucht en reeds enkele paartjes maken hun nesten maar eieren zijn er nog niet. Wel is daar weer de kwaaie kievit van het vorig jaar op het zelfde stukje land dus lang zal het niet meer duren. Het lijkt me toe dat er veel heien hun oude plakjes weer opgeeischt hebben.  

Van een Midslander heb ik gehoord dat om de Noord ook in de regel nogal wat kievieten zijn maar veel tijd heb ik niet meer zodat ik maar een klein tijdje doe. Ook hier zijn aardig vogels zodat hier binnenkort wel avontuur zal komen. Wulpen vliegen vlak bij me op als ik eerst achter een beginsel(?) heb gelopen en dan plotseling voor hen sta. Hier zit ik even in de luwte van een kleine hoogte over het veld te kijken, waar ver in de lichte nevel de duinen blinken in de waterige zon. Dood zijn de velden nog, ogenschijnlijk maar nieuw leven is overal, zie maar hoe de knoppen van de elzen uitbotten en met hun katjes pronken. De wilgen blijven ook niet achter. Hier en daar komen reeds de eerste waterplanten uit. Een troep lijster lacht mij uit als ik met een madeliefje in mijn knoopsgat weer op Kienum aanstap. Bij Striep steek ik de weg over naar Kieneum vanwaar ik weer naar huis fiets met een lading boerenkool en roggebrood en een beetje melk. De wind waait stevig uit het N.W. zodat ik stevig aan moet trappen. Onderweg zie ik nog wat mooie wilgenkatjes die natuurlijk mee moeten om de kostvrouw mee blij te maken. Onderweg in de duinen bloeide nu overal de gaspeldoorn met zijn mooie gele vlinderbloemen. Thuis is de tafel gedekt als  ik thuis kom en we smullen van de eerste spinazie van Terschellinger kweek.

Laatste verlof

Van eierzoeken op Terschelling komt niets meer daar we op 6 April (1944) met verlof naar huis gaan. Woensdag na Mem haar verjaardag zouden we weer terug gaan maar daar ik niet goed was, konden we niet weg. Zo bleven we thuis hangen en kon ik het hele voorjaar eierzoeken.

Het dagboek gaat nu verder over zijn belevenissen thuis en het gaat nog steeds vooral over zijn grote hobby, het eierzoeken. Op een gegeven ogenblik was er sprake van dat Piersma naar Duitsland moest en is hij niet teruggegaan naar Terschelling maar met zijn vrouw ondergedoken in Eernewoude, een veengebied in Friesland. Eind 1945 solliciteerden ze naar de baan van jeugherbergouders op Terschelling, vanwege de grote liefde die ze gekregen hadden voor het eiland en de bewoners. Ze gingen vanuit Eernewoude met de zeilboot naar Leeuwarden voor het sollicitatie gesprek. Het waaide nogal hard  en de commissie was zo onder indruk dat ze de tocht per zeilboot hadden gemaakt, dat ze uiteindelijk niet naar Terschelling gingen maar de jeugdherberg van Heeg kregen toegewezen om er een zeilschool op te zetten annex jeugdherberg.  

Zijn dochter Jikki Kats-Piersma: Grappig is om je te realiseren dat als het die dag van de sollicitatie niet had gewaaid, wij op Terschelling waren opgegroeid. Bijzonder.


Lees ook Pieter Piersma uit de rubriek Terschelling in de Beeldende Kunst.