1666
door Jan Houter en Anne Doedens.
SML jaargang 34. № 2013-2
Het jaar 1666 zal de geschiedenis ingaan van grote zeeslagen tussen de Engelsen en de Nederlanders. Dat jaar eindigt in de grootste maritieme ramp ooit in Nederlandse wateren, bij Vlieland en Terschelling. Iets wat we in de Nederlandse geschiedenisboeken niet of nauwelijks terugvinden. Bij het schrijven van het dikke geschiedenisboek van Vlieland, ontdekten wij al snel wat er zoal was gebeurd. Met name daarop volgend historisch onderzoek in het Nationaal Archief van Engeland en in Londen, maar ook het Nationaal Archief van Frankrijk in Parijs, leverde ons zoveel bewijsmateriaal op, dat wij besloten een boek over deze desastreuze ramp te gaan schrijven. Daarbij gaan we een nieuw stuk Nederlandse geschiedenis vastleggen. Eigenlijk uniek! We beginnen nu in Nederland ook van vele kanten hulp te krijgen.
De vierdaagse zeeslag
Van 11 tot 14 juni 1666 vond de Vierdaagse Zeeslag plaats tijdens de tweede Engels-Nederlandse oorlog. Dit gebeurde tussen de Vlaamse en Engelse kust. De Engelse vloot bestond uit 55 schepen onder bevel van generaal George Monck (de hertog van Albemarle). De Nederlandse vloot bestond uit totaal 85 schepen, waarover admiraal Michiel de Ruyter het bevel voerde. Op 11 juni kregen de vloten, tijdens een stevige zuidwestenwind, elkaar ten noorden van Duinkerken in zicht. Monck hees onmiddellijk de rode aanvalsvlag om deze situatie uit te buiten. De Nederlanders kapten de ankerkettingen.
Monck had het in eerste instantie voorzien op de Nederlandse voorhoede van de vloot, die onder leiding stond van Cornelis Tromp. Deze bood heftig verzet, wilde van geen wijken weten, maar hield zich niet aan het strijdplan van opperbevelhebber De Ruyter. Laatstgenoemde en Cornelis Evertsen wisten Tromp voor een nederlaag te behoeden. De tweede dag poogde Monck met een vroege directe aanval de Nederlanders te overtroeven. Er werd flink gevochten, er was veel schade, maar er viel geen beslissing. Later op de dag kreeg De Ruyter op zijn beurt de kans om de Engelsen aan te vallen, maar op dat moment bleek Tromp omsingeld te zijn door de Britten. De Ruyter moest Tromp met zijn eskader gaan bevrijden. Nu roken de Britten de overwinning en bleven aandringen. Rond drie uur in de middag werd de grote mast van De Zeven Provinciën, het schip waar De Ruyter op voer, zwaar beschadigd. Deze trok zich daarop terug. Aert Jansse van Nes nam het opperbevel over. Echter bleek weldra dat de Engelsen ook veel schade hadden opgelopen en ze hadden veel doden te betreuren. Ze trokken zich daarom terug.
De middag van de derde dag, 13 juni, pinksterzondag, keerde De Ruyter weer terug en kreeg Monck steun van een nieuw eskader onder leiding van admiraal Rupert. Monck probeerde Rupert te bereiken maar dat ging erg moeilijk want in de monding van de Theems, waar de Engelse vloot zich terug getrokken had, waren veel zandbanken. Intussen wisten de Nederlanders de Royal Prince, het vlaggenschip van admiraal George Ayscue te veroveren. De bemanning gaf zich over. Het schip werd verbrand en Ayscue krijgsgevangen gemaakt.
De vierde dag vielen de Hollanders direct aan. Ze braken door de linies van de Engelsen heen, die daardoor in grote problemen kwamen. De Britten probeerden toen om naar de thuishavens te vluchten. Dat mislukte. Monck liet daarna zijn eskader de stevens wenden en voer recht op zijn belagers af. Tromp sloeg met zijn eskader op de vlucht. Het was De Ruyter die daarop het eskader van Monck aanviel, die op hun beurt op de vlucht sloegen. Toen kwamen plotseling zware mistbanken opzetten. Achtervolgen was zinloos, vond De Ruyter, die daarmee ook voorkwam dat zijn schepen op zandbanken vast zouden lopen. De Engelsen kwamen niet meer terug. De Hollandse vloot zeilde richting Zeeland om zo snel mogelijk de schade aan de oorlogsbodems te herstellen.
Deze slag was een Nederlands succes, hoewel de Engelsen de overwinning claimden door erop te wijzen dat De Ruyter de slag had afgebroken. De cijfers spreken echter boekdelen: tegenover acht veroverde en twaalf verbrande Engelse schepen en vijfduizend Engelse doden en gewonden, stonden twee verbrande Nederlandse schepen en tweeduizend Nederlandse doden en gewonden.
Tweedaagse zeeslag
Zodra de Nederlandse vloot na de Vierdaagse Zeeslag de Wielingen (Zeeland) was binnengevallen, werden de nodige maatregelen genomen om de bij die slag opgelopen schade te herstellen en haar binnen de kortst mogelijke tijd opnieuw en sterker uit te rusten. Het gevolg van deze inspanning was, dat slechts negentien dagen na de Vierdaagse Zeeslag, al 59 schepen en één brander zee konden kiezen. Deze vloot werd weldra uitgebreid tot totaal 88 oorlogsschepen, twintig branders en tien adviesjachten. Maar de Engelsen zaten ook niet stil. De nederlaag van de Britten in de Vierdaagse Zeeslag had een diepe verslagenheid in Groot-Brittannië teweeg gebracht, doch tevens de nationale trots pijnlijk getroffen. Alle krachten werden ingespannen de deerlijk gehavende vloot te herstellen en te versterken. Uiteindelijk waren er negentig oorlogsschepen en zeventien branders gereed, sommigen zwaar bewapend met honderd, negentig, tachtig en zeventig stuks geschut aan boord. Monck was weer opperbevelhebber. Ook De Ruyter was weer opperbevelhebber over de Nederlandse vloot. Onder hem voerden opnieuw de luitenant-admiraals Van Nes, Tromp, Meppel, Tjerck Hiddes de Vries en de kloeke Zeeuwse held Jan Evertsen, die zijn broer Cornelis verving, het bevel over schepen.
Zodra de vloot uitgevaren was, werd zij door De Ruyter in drie eskaders verdeeld. De voorhoede werd opgedragen aan Jan Evertsen, de achterhoede aan Cornelis Tromp, terwijl De Ruyter zelf het bevel over het centrum op zich nam. Op 3 augustus ontmoetten de vloten elkaar tussen (bij) Duinkerken en NoordVoorland, acht mijlen verderop. Een dag later ving de strijd aan. Een strijd, minder langdurig dan de vorige, maar zeker niet minder hevig.
4 augustus
Reeds vroeg in de morgenstond lichtten beide vloten het anker. De eigenlijke strijd begon pas omstreeks het middaguur. Jan Evertsen en Tjerck Hiddes de Vries raakten met de Engelse voorhoede in gevecht. Even later mengde ook De Ruyter zich in de strijd. Het Zeeuwse en Friese smaldeel, de voorhoede, leed bij de eerste aanvalsstoot gevoelige verliezen, maar verdedigden zich manhaftig. Diverse Nederlandse admiraals sneuvelden. Zowel Jan Evertsen als Tjerck Hiddes de Vries en vice-admiraal Coenders raakten na dappere strijd dodelijk gewond en sneuvelden. Beroofd van hun belangrijkste aanvoerders verloren de anders zo dappere Zeeuwen en Friezen hun gewone koelbloedigheid. Ze trokken zich terug. De Britten maakten hier geen gebruik van, maar fixeerden zich op één doel, het smaldeel van De Ruyter. De opperbevelhebber op De Zeven Provinciën moest het drie uren lang ontgelden en zeilde om vier uur ’s middags naar de Vlaamse kust. Toen Monck zag dat de Nederlanders aan het wijken waren, viel hij met verdubbelde energie De Ruyter aan. Tromp sloot zich echter niet, zoals hij had moeten doen, bij De Ruyter aan. Hij sneed de Engelse achterhoede af, trok zijn eigen plan en achtervolgde de vluchtende Engelsen tot aan de kust. Zo raakte hij geheel bij de andere vechtende Nederlandse schepen vandaan.
Door dit eigenzinnige gedrag van Tromp kwam De Ruyter in zware problemen. Hij achtte het zinloos om met zijn nu getalsmatig kleinere vloot de overmacht van de vijand te trotseren. Hij week uit naar het zuiden en wist daarbij de Engelsen te weren totdat het donker werd.
5 augustus
De volgende morgen ontwaarde De Ruyter alleen maar Engelsen. Spoedig ving het gevecht opnieuw aan. De Engelsen wilden maar één ding: De Ruyter pakken. Deze stelde zich echter dapper te weer en baande zich vechtend een weg naar het vaderland. Monck stuurde zelfs een grote brander op De Ruyter af om diens schip in vlammen te doen opgaan. De Ruyter had het door en stuurde vier sloepen op de brander af, die juist op tijd het brandende gevaarte langs De Zeven Provinciën wisten te loodsen. Uiteindelijk wist De Ruyter zwaar gehavend de Wielingen binnen te zeilen. Tromp met zijn eskader was nog steeds afwezig. Pas de volgende dag kwam hij in Vlissingen opdagen.
Er ontstond een zeer groot meningsverschil in Zeeland tussen De Ruyter en Cornelis Tromp. Dit liep zo hoog op, dat na enige dagen Tromp op non actief werd gesteld. En terwijl De Ruyter en Tromp aan het bekvechten waren, zag admiraal Holmes van de Engelse vloot zijn kans schoon en zeilde langs de Nederlandse kust omhoog. Hij zou de Nederlanders alsnog een enorm pak slaag gaan geven. Hij wilde het eiland Vlieland gaan plat branden.
En die geschiedenis lezen we bijna nergens terug. Wat wil je ook, De Ruyter en Tromp ruzie. Dat kon toch niet! En terwijl zij ruzie schopten sloegen de Engelsen hun slag. Nee dat moest verbloemd worden. Er is ook nooit iets over geschreven! Maar het volgende is wel gebeurd:
De grootste maritieme ramp en brand West-Terschelling
Holmes voerde de Engelse vloot langs de Nederlandse kust naar het vermeende doel het Marsdiep en Texel. Het echte doel was Vlieland. Naar het Vlie, zo belangrijk voor de uitvarende- en inkomende vloten en handelsschepen van de V.O.C., de W.I.C en vooral de Oostzeevaart. Dat was het fundament van de Nederlandse economie van de Gouden Eeuw. Vlieland moest in vlammen opgaan. Holmes kreeg hulp van een Nederlandse landverrader, Laurens van Heemskerk, een oorlogskapitein die bij verstek ter dood veroordeeld was door de krijgsraad van De Ruyter. Hij wilde wraak op zijn vaderland en wilde met groot genoegen de weg wijzen door het nauwe vaarwater Stortemelck om de plannen jegens Vlieland te verwezenlijken. Vlieland moest platgebrand worden! Vissers meldden hem dat er een enorme vloot bij Vlieland lag, die al weken lag te wachten omdat er zo gestreden werd op zee tussen de Engelsen en de Nederlanders. De schepen van die vloot waren tegen de wil van het landsbestuur er tuk op om uit te varen zodra het kon. Het gevaar was groot, maar de handel moest door gaan. Ze lagen er als een kudde makke schapen bij de slachter. Van Heemskerk meldde Holmes dat er wel 180 handelsschepen lagen en er rijke volgeladen pakhuizen op het eiland waren.
Weersomstandigheden, zware stormwind en onweer, beletten de Engelsen om op Vlieland te landen, maar de vloot werd met branders in brand gestoken. Het gebeurde op 19 augustus. In een paar uren tijd gingen honderdvijftig tot honderdzeventig schepen in vlammen op! De Engelsen verlustigden zich in het ‘feestvuur’. Ze noemden het een ‘bonfire’. Een drama speelde zich af voor de kust van Vlieland. In het boek dat wij schrijven krijgt u een uitvoerig verslag. En omdat de Engelsen niet op Vlieland konden en durfden te landen zagen ze na het succes met de grote vlootbrand dat Terschelling ook dichtbij lag. Dan Terschelling maar, werd er besloten. Op 20 augustus landden de Engelsen op Terschelling en staken het gehele dorp West-Terschelling in brand.
Daarna terug naar Engeland. Het was één groot feest in Londen en heel Engeland. De Republiek zat in zak en as. De beurs in Amsterdam ging drie dagen dicht. Kooplieden wilden het huis van De Ruyter in Amsterdam in brand steken. De grootste maritieme ramp in de Nederlandse geschiedenis had plaatsgevonden. En nogmaals, dat gebeurde toen De Ruyter en Tromp met elkaar aan het bekvechten waren in Zeeland.
Wraak
Een jaar later, 1667, kwam dan weer de Nederlandse wraak: De Tocht naar Chatham. Maar 1666 is een jaar om nooit meer te vergeten. Over deze grote maritieme ramp bij Vlieland, Terschelling en Harlingen, schrijven wij nu een uitvoerig boekwerk. Dat zal in 2014 het licht zien in juli, tijdens The Tall Ships Races Harlingen. De doop van het boek zal in de kerk van Vlieland plaatsvinden. Omdat we in 2014 veel werk willen maken van de uitgave van het boek is de Stichting 1666 opgericht, waar namens Vlieland in het bestuur zitting hebben Yorick Haan, Elsje de Ruijter en Jan Houter. U kunt ook de speciale website bezoeken: www.1666.nu. Deze Stichting stelt zich ten doel om uitvoerig bekendheid te geven aan dit nieuwe stuk Nederlandse geschiedenis.